#SpukuTorie 692015 Ik verhuisde vroeg in de ochtend van mijn ouderlijk huis naar mijn huurhuis, ergens in het Marowijne project. Het was 2 januari 2012, 6 uur in de ochtend. Het was vrij stil op de weg, omdat bijna iedereen een dagje na het Nieuwjaar nog aan het feesten was. Ik had er ook bewust voor gekozen om te verhuizen rond deze tijd, omdat het voor heel veel gemak zorgde. Het heeft zeker een week of twee geduurd voordat ik echt klaar was met regelen van al mijn inboedel in het huis. Nadat alles zijn plekje had ben ik op verkenningstocht geweest. Ik heb de buurt doorgekamd en heb ook kunnen zien wie er allemaal wonen en een paar andere nodige observaties. In de Litaniestraat waren er twee Chinese winkeltjes en zo te zien verkochten beide de basis goederen die je dagelijks nodig hebt. Mijn naam is Graciële, maar veel kennen me als Grace.
Een dagje kwam ik van het werk en stopte direct op de hoek van de Litanie- en de Oelemariestraat, bij de Chinese winkel, om brood, melk en andere spulletjes te kopen. Toen ik naar binnen liep was het stil en een beetje donker. Het is zo een winkel waar alles vanachter de toonbank wordt verkocht, terwijl er tussen jou en de winkelier een net staat van dievenijzer. Het was trouwens mijn eerste keer in deze winkel. “Klop klop, omu…hallo is er iemand daar…klop klop”, riep ik ongeduldig. Opeens zag ik een oude Chinese man even zijn hoofd steken vanachter de opening van de lange gang die leidde naar de achterkant van de winkel. “Omu fawaka” (oom hoe gaat het), zei ik opgelucht. “Mi kon” (ik kom), zei hij vervolgens. Op dat moment verdween hij weer achter de gang. Opeens zag ik in de verte een oudere Chinese mevrouw aan komen lopen, ze begroette mij vriendelijk en vroeg me wat ik nodig had. Ik kocht mijn spulletjes en vertrok toen naar huis.
Een keer was ik weer bij die winkel en zag een jonge Chinese dame achter de toonbank staan en ik begon direct mijn Sranan tongo te “prieten”, terwijl zij me gewoon in duidelijk Nederlands antwoord gaf. “Oh je bent zeker hier geboren”, zei ik nog. Vanaf die dag hebben we vaker een babbeltje gehouden als ze in de winkel mocht zijn het moment ik spullen ging kopen. Ik leerde toen haar broer kennen…hm ook zo een Nederlandssprekende Chinese jongeman die geen blad voor de mond neemt. We zouden zeggen dat hij onbeschoft overkwam, maar er was veel meer achter zijn gedrag en daarachter kwam ik de volgende avond.
Ik was weer in de winkel de volgende dag zoals gewoonlijk en opeens zag ik een oudere man schuifelen door de donkere gang mijn richting op. “Omu, omu fawaka”, zei ik weer. Maar ik kreeg dit keer geen antwoord van hem en opeens sloeg hij af in 1 van de kamers in de gang. De oudere mevrouw kwam toen van achteren naar voren lopen. Toen ik alles had gekocht vroeg ik haar nog wat er met “omu” aan de hand was. “A no jere mi te mi kari” (hij hoort me niet als ik hem roep), zei ik uitleggend. De oudere mevrouw keek me aan, lachte heel vriendelijk en zei: “Yu abi bung hati”. Ik lachte en ging toen terug naar mijn auto en reed weg. Thuis aangekomen, had ik nog een babbeltje met mijn nieuwe buurvrouw gehad. Op een gegeven moment ging het gesprek over de winkel met de Nederlandssprekende Chinese kinderen. Ze vertelde me dat de kinderen inderdaad hier geboren zijn en ook hier naar school gaan. Toen maakte ze een opmerking: “Weet je dat ze hun vader een paar jaren terug hadden doodgeschoten…er was een mislukte roofoverval”. Ze hebben de daders nooit gevonden zoals mijn buurvrouw dat vertelde. “Overdag zijn de kinderen op school, ze zijn beide Universiteitsstudenten, terwijl de moeder de winkel draait en als de kinderen thuis zijn dan helpen ze haar met verkopen”, zei mijn buurvrouw. “Maar er is nog iemand in de winkel…een oudere man”, zei ik. “Nee Grace…er is niemand meer…ze zijn met hun drietjes in de winkel”, zei m’n buurvrouw. Ik overtuigde haar dat ik nog iemand heb gezien en op een gegeven moment stelde ze mij de vraag of hij schuifelend (voetje voor voetje) liep…. Ik beaamde dat en toen schrok ze. “Hij is het…zo liep die vader…”, zei mijn buurvrouw.
Ik ging vanaf toen niet meer naar die winkel. Ik heb nooit van mijn leven “dingen” gezien en ik wil ze ook niet nog een keer zien. Op een gegeven moment ging de winkel niet meer open. Ik zag de kinderen wel naar school gaan in de ochtenduren als ze hun auto’s buiten zette. Een dagje zag ik de zoon achteruitrijden uit de garage en stopte ik net achter hem. Toen hij uitstapte om de garagepoorten dicht te doen, zag ik de oude mevrouw zitten op een stoel in de garage. Ze had een bruine broek en een rosé hemd aan. Ik toeterde en wuifde naar haar, maar de blik die de zoon me gaf toen hij me zag wuiven…’sjeetjes’ ik reed direct door. “Mag ik niet eens z’n moeder groeten?”, dacht ik in mezelf. Maar ik zette het gewoon van me af en stoorde me er niet meer aan. De winkel was nu al 4 maanden gesloten. Toen ik thuis aankwam in de middaguren, had ik weer een kort gesprekje met de buurvrouw. Ze begon te klagen over de buurtwinkel en dat ze nu zo ver moest lopen om inkopen te doen, terwijl ze alles kon vinden bij de winkel hier op de hoek. “Die kinderen kunnen de winkel niet draaien omdat ze ’s morgens op school zitten en als ze lessen hebben te leren, gaat de winkel voor die dag helemaal niet meer open”, zei ze. “Maar dat kan hun moeder toch voor ze doen? Zij is de hele dag thuis”, merkte ik op. “Grace, je hebt niet gehoord noh…hun moeder is 4 maanden geleden overleden”, zei mijn buurvrouw.
“Nee, dat kan niet…ik heb haar vanmorgen nog gezien in de garage bij hun winkel”.
El Dorpha “Admin Collectief”