
De Stilte Na De Klap
De stilte na die nacht was bijna erger dan het moment zelf.
Luciano’s huis voelde anders aan—alsof het ademhaalde. Elke plank kraakte met een doel. Elke schaduw leek te luisteren.
De politie had niets gevonden toen ze het gesprek met Luciano’s ouders staken. “Waarschijnlijk gas, of schrikreactie,” zeiden ze.
Maar ik wist beter. Er was iets daar, iets wat we niet hadden moeten aanraken.
Luc lag in het ziekenhuis, nog steeds bewusteloos. Jairo en Mark zwegen erover, alsof het niet was gebeurd. En ik?
Ik droomde elke nacht van dat geluid.
Tkk…
Tkk…
Niet zomaar een tik—het was het geluid van adem die tijd meet.
Het Horloge van Luc
Een week later belde Jairo me. Zijn stem trilde.
“Bro, we moeten praten. Over Luc. Over dat ding. Kom thuis bij me.”
We ontmoetten elkaar in de keuken van zijn moeder’s woning. De warme avondschemering was nog binnen, maar het voelde koud. Op tafel lag een plastic zak. Daarin… een oude polshorloge, bruin en dof, met scheuren in het glas.
Luc’s vader had het op zijn nachtkastje gevonden in het ziekenhuis.
“Het stond stil op 00:03,” zei Jairo. “Het moment dat… alles gebeurde.”
Ik pakte het horloge op. Het voelde warm. Niet alsof het zon had gehad—eerder alsof het leefde.
Toen hoorde ik het weer.
Tkk…
Heel zacht, vanuit binnenin.
Tkk…
Ik keek naar Jairo. “Hoor jij dat?”
Hij slikte. “Nee, mi n’e yere neks.”
Maar ik wist wat ik hoorde. Dat klikgeluid zat niet in het horloge. Het zat onder de tafel.
De Schaduw Keert Terug
De lucht werd zwaar. De keukenlamp begon te flikkeren terwijl de glazen trilden in het afdruiprek.
Jairo stond op. “Bro, niet weer toch. Niet hier. A no in’ mi osso.”
“Blijf stil,” fluisterde ik. “Er is iets.”
De geur van zwavel vulde de kamer. Een sliert zwarte rook kroop langs de vloer, precies zoals die nacht bij Luc thuis.
Maar dit keer kwam het sneller. Gerichter.
Ik voelde hoe de stoelpoten koud werden. De rook klom langs mijn been omhoog, traag, tastend.
En toen hoorde ik het klikgeluid vlak bij mijn oor.
TKK…
De klik was luid. Het suisde in… in mij.
Ik sprong overeind, gooide het horloge weg—het ketste tegen de muur en bleef daar liggen, tikkend.
Jairo vloekte. “Wat de f*ck was dat?!”
Maar ik kon niet antwoorden.
Want in het glas van het horloge zag ik een reflectie. Niet de onze.
Een gezicht, half mens, half schaduw, met ogen die niet keken maar telden.
En toen hoorde ik het geluid weer. Maar dit keer was het niet één tik.
Het was een hartslag.
De Tijd Stond Stil
De stroom viel uit.
Alles werd donker, koud en kil.
Ik boog om onder de tafel te kijken.
En in dat zachte duister—onderaan Jairo’s keukentafel—zag ik het.
Een figuur van rook, gehurkt onder de tafel.
Zijn armen te lang, zijn vingers als draden.
De mond hing open als een scheur in de lucht.
Hij wees naar mij.
En toen hoorde ik vier klikken.
Als een echo.
Tkk. Tkk. Tkk. Tkk.
Vier jongens.
Vier tikken.
De vierde was ik.
Einde van Deel II – Het Horloge
Wordt vervolgd: De Seance – Deel III: De Echo’s