#SpukuTorie #Horror “Een Surinaams Sprookje” 482015 In de verte hoor ik nog de laatste tonen van een radio die een nummer afspeelt uit de zeventiger jaren. Ineens wordt het helemaal stil. Ik hoor slechts geluiden van dieren die dicht bij het water wonen, de grote golven die botsen tegen de rotsen van de dam en een onaangename toon van zoemende muskieten. Waarom is men zo bang voor de duisternis?
Avondwandelingen zijn ontzettend leuk. In de duisternis kan ik me beter focussen op mijn gedachten. De regen maakt het zelfs spannender. Kortom, de duisternis geeft mij innerlijke rust. Ik zie een lichtje branden in de verte, terwijl ik een slok neem van mijn koude ‘djogo’. Woont iemand misschien daar? Ach nee, het zullen wel vissers zijn die bezig zijn met hun vangst. Terwijl ik in een andere richting kijk, hoor ik ineens weer die zoemende muskieten. Het lijkt alsof ik hun innerlijke rust verstoor. Ik probeer hun te verjagen met mijn pet en iets vreemds valt mij op. Het licht dat in de verte brandde, wordt onzichtbaar. Vervolgens neem ik weer een slokje van die ‘djogo’ die niet meer zo koud is. Ik probeer in de verte te kijken maar het lukt mij niet, daarom ga ik op de bank staan. Los van een voorbijvarend bootje zie ik niks anders op het water noch op land. Geen boot en geen vissers. Slechts de grote golven die botsen tegen de rotsen. “Vreemd”, denk ik. Wie was dan daar? Ik stap af van de bank en lopend neem ik het laatste slokje van me ‘djogo’. Ik voel dat ik nu wel moet plassen. Ik knoop mijn broek los en doe het gewoon tegen een boom. Opgelucht! Fluitend knoop ik mijn jeansbroek en zie ik wederom hetzelfde lichtje op een afstand van mij. Ik staar in de richting van het lichtje. Het lijkt wel afkomstig te zijn van een lantaarn of een ‘kokolampu’. Ik vraag wie daar is, maar krijg geen antwoord. Ik herhaal dezelfde woorden, maar nu wel in het ‘sranan’. ‘Soema drape’? Weer geen antwoord. Tenslotte besluit ik in de richting van de ‘kokolampu’ te lopen. Het moment dat ik een stap vooruit zet is het licht mij steeds twee stappen voor. Het wordt steeds stiller en stiller.
Terwijl ik loop heb ik niet eens door dat ik al zo ver verwijderd ben van de bank waarop ik zat. Ik probeer steeds bij het licht te komen, maar het is mij steeds voor. Inmiddels is het al middernacht. Ik hoor stemmen, maar zie niemand. Alleen het licht en ik bevinden ons op dit mysterieuze pad. Nu hoor ik voetstappen mij naderen. Ik word er erg angstig van en durf helemaal niet om te kijken. Ik blijf het licht volgen en de voetstappen volgen mij. Wie of wat loopt achter mij? Ik durf gewoon niet om te kijken. Ik word er steeds angstiger van. De angst achtervolgt mij. Alle moed zonk mij in de schoenen. Ik probeer wat sneller te lopen, maar het lukt mij niet. Het lijkt alsof ik met lood in mijn schoenen loop. De voetstappen komen steeds dichterbij. Ineens voel ik een heel zware hand op mijn rechterschouder en de stem zegt tegen mij: “Mag ik ook mee?” Ik durf geen antwoord te geven en blijf recht voor mij uitkijken. Ik word er koud van. In de verte zie ik een lichtje branden tussen de bomen. Ik hoop dat er mensen daar wonen bij wie ik terecht kan voor hulp. We naderen het huis.
Het licht voor mij maakt een rechtse bocht en ik loop dezelfde kant op. We staan nu voor een grote poort. Tot mijn schrik gaat de poort vanzelf wagenwijd open. We belanden op een erf waarop er een groot huis staat met hangende ramen en deuren en begroeid met slingerplanten. Ik blijf het licht nog steeds volgen en kom zo het huis binnen. Het licht verdwijnt in een hoek. De voetstappen die ik achter mij hoor komen ook het huis binnen. In het huis hoor ik rare geluiden. Ik kijk om mij heen. Er is geen enkel radio in het huis, maar ik hoor hetzelfde lied afspelen en het lijkt alsof mensen aan het dansen zijn. Verder hoor ik borden rinkelen en kinderen lachen. Mijn angst verdubbeld. Ik kijk om me heen en hoor in een hoekje het op en neer gaan van een krakende hobbelstoel. Ik durf nog steeds niet te kijken. IK KIJK NIET! IK KIJK NIET! Ik sta te beven als een blad. Langzaam probeer ik in die richting te kijken en MI GADO WAT ZIE IK DAAR? Slechts 2 benen in een katoenen lap gewikkeld. Ik wil gillen en wegrennen, maar er komt geen geluid en ik kom ook geen millimeter verder. Het lijkt wel alsof ik eeuwen op dezelfde plek blijf staan en als ik geen gekraak meer hoor probeer ik weer in de richting van de stoel te kijken. Tot mijn grote verbazing. Geen stoel, geen voet. Ik voel mij opgelucht en veilig, maar die vreugde duurt niet lang. Ik hoor een deur opengaan. Het lijkt wel alsof men begonnen is met de dagelijkse karweitjes. Ik hoor ze met elkaar praten, maar waarover ze het hebben weet ik nog steeds niet. Het lijkt wel alsof ze een gesprek voeren in een andere taal. Ik kijk weer om me heen, maar zie niemand. Ik sta alleen in dit vreemd bouwvallig huis. Ik hoor lachende kinderen die mij naderen en waarschijnlijk houdt een van hen mijn hand vast. Het lijkt wel een kinderhand te zijn. Het onzichtbare kinderhandje neemt mij mee naar een andere ruimte in het bouwvallig huis. Aan de muur zie ik verlepte kindertekeningen hangen. Verder zie ik een oude knuffel. De knuffel ziet er raar uit met 1 oog en 1 lange tand die aan het deinen is. Tijdens het deinen, valt hij op de vloer. Ik loop naar de knuffel om het op te rapen. Het moment dat ik hem wil pakken begint het zo hard te lachen dat ik schrik en uit de ruimte wegren. Ik ren het huis uit en kom weer aan bij de hoge poort. Ik probeer de poort op allerlei manieren open te krijgen, maar tot mijn spijt! De poort gaat niet open! Terwijl ik voor de poort sta, hoor ik weer een stem die mij vraagt om weer naar binnen te komen. De stem klinkt nu zwaarder en bozer. “We dekken de tafel en ik wil dat je meedoet”. Ik heb nu geen ander keus dan weer het eng huis binnen te stappen. Het moment dat ik de eerste stap zet in het huis hoor ik ineens weer het eng gelach van het knuffeltje, maar nu hoor ik het niet meer in die kinderkamer. Nu hoor ik het boven mij. Vlak bij mijn oor. Ik kijk rond. Ik kijk in elke hoek. Het moment dat ik wil kijken in de richting van het oud plafond, voel ik ineens een druk op mijn schouders. Het voelt aan alsof ik een hevige pijn voel in mijn schouders of… néé! Ik voel nu meer. Ik voel ineens kleine handen die proberen te steunen aan mijn voorhoofd en benen die bengelen over mijn borsten. Ik breng alle moed bij elkaar. Ik probeer te kijken naar wat zich bevind op mijn schouders en het moment dat ik doe, voel ik ineens dat het zich buigt naar mijn gezicht toe. Gaat het zich nu laten zien? Het buigt zich naar mijn gezicht. Als eerst zie ik een gesneden kinderlip die wel lijkt te zijn in staat van ontbinding, een eng neus en…GEEN OGEN!! Mijn hele lijf wordt ijskoud en ik voel hoe mijn benen trillen. Terwijl ik sta, zie ik hoe hij naar beneden kruipt, door mijn lijf. En het moment dat hij op de grond beland, kijkt hij weer om en rent weer de kinderkamer in. Ik hoor dezelfde enge lach die ik hoorde in de kinderkamer. Hij was het dus al de tijd. Het was niet de knuffel! Ik kan de angst niet meer inhouden en begin te huilen zoals ik nog nooit gehuild heb in mijn hele leven. Zou een spijker of knoflook me bevrijden uit deze situatie? De muziek werd luider en nu hoor ik ook veel voetstappen en stemmen die zich richten in de tegenovergestelde richting van mij. Ik hoor nu ook gefluister en hard gegiechel die niet klinkt als een aangename, maar meer een gegiechel die geniet van mijn angst. Ik sluit mijn ogen en wens wakker te worden van deze enge droom. Alle kapotte ramen en deuren blijven continu open en dicht slaan. Het wordt nu ontzettend rumoerig in het huis. Ik kan nauwelijks goed ademhalen, omdat er zoveel aan de hand is die ik niet kan verklaren. De stemmen worden zwaarder en intenser. Het jongetje schijnt zich te verschuilen in de kinderkamer, omdat hij weet wat er gaat gebeuren nu. Wat erger kan nu gebeuren. Hoe kan dit alles? “IK DROOM”! Haha Ik droom! Ik knijp mezelf erg hard en ik bijt aan mijn hand hopend dat ik wakker kan worden van deze griezeldroom. Nee, het is echt! Ik ben niet aan het dromen. De tranen lopen als dikke regendruppels door mijn gezicht. Een luide kreet verspreid zich in de ruimte en die mij wel doof kan maken. Ik zie ze nu allemaal… JA! Nu zie ik allemaal. “MI GADO ‘’, probeer ik te gillen terwijl ik snik. Waar ben ik beland? Het waait zo ontzettend hard in de ruimte dat er stof komt in mijn ogen. Ik proef nu zelfs het ruw zand die samen met speeksel en angst mengt in mijn mond. Ik zie nu van wie al die stemmen waren. Ik zie wie giechelde en nu zie ik de oma in haar hobbelstoel ook heel duidelijk. De hobbelstoel gaat heel snel op en neer en daar zit ze in haar witte jurk. Wit lang haar, rode ogen en zonder tanden. Alleen haar bloedende tandvlees is zichtbaar als zij lacht. Ik probeer weg te kijken maar het lukt mij niet. Het katoenendoek die gewikkeld was om haar benen is nu ook niet meer te zien. Ik zie haar benen nu, maar ik zie geen voeten! Waar zijn de voeten? Ik probeer te vluchten, maar ik kan niet bewegen. Ik kan helemaal niet bewegen. Ik kijk weer naar haar benen en merk dat ze wel voeten heeft, maar de voeten zijn omgekeerd! Haar tenen zijn aan de achterkant en haar hiel is aan de voorkant. Zo ziet de rest er ook uit. Allemaal zien er verschrikkelijk eng uit. Nu zie ik het klein jongetje weer. Lachend hangt hij ondersteboven aan het bouwvallig plafond met zijn enge knuffel in zijn hand. Terwijl hij hangt draait zijn hoofd wel 360 graden continu. De oude vrouw staat op en loopt nu naar mij. De rest volgen haar ook. Allemaal komen op mij af. Ik snik en bedel voor mijn leven. “Laat me alstublieft gaan “, smeek ik. Ik kom nooit meer aan deze kant, Waarop de oude vrouw antwoord: “Er is hier geen uitweg, maar je kan met ons wonen als 1 grote familie zoals alle anderen hier. Dan voelen we ons niet meer eenzaam”. Wat gaan jullie dan doen met mij?
De enge vrouw lacht en terwijl ze lacht, komt ze dichterbij mij. Ik zie haar rottend tandvlees dat erg onaangenaam ruikt. Ik voel iets scherps aan mijn hals ineens. Druppels heet bloed gaan door mijn borst en mijn witte shirt die ineens rood wordt. Ik keer mij om en daar staat de kleine jongen met lange klauwen. Die waren eerder niet zichtbaar. Hij lacht… en… ik…
De duisternis valt weer in en hier sta ik Sonny L. langs het water. Ik zie een koppel flirten op dezelfde bank waar ik gisteravond had gezeten. Mijn bierblik ligt nog op dezelfde plek. Ik houd mijn kokolampoe omhoog en denk: “Twee mensen zullen vanavond ook tot de familie behoren”.
-door Priya Jewan-
“Ingezonden”