Mijn verhaal speelt zich af ongeveer 24 jaartjes geleden. Ik was toen 16 jaar en had een vaste route naar huis. Omdat mijn huis een beetje verafgelegen in Charlesburg zit, Mispellaan, vond ik het lopen in de Spathodelaan het beste omdat er genoeg schaduw is.
Velen zullen de naam niet kennen, maar als ik zeg dat het de straat is die grenst aan de achterpoort van de dierentuin, (de welbekende trimbaan) dan snappen jullie het verhaal ook veel beter. Het was voor mij een bijna dagelijkse route en ik kan zeggen dat het rond half 2 heel erg rustig is. Tegen die tijd is het te warm voor trimmers, dus zie je ze ook niet langsrennen.
Een dag kwam ik van school en liep de Spathodelaan in richting huis toen ik de eerste Kamponglaan passeerde en in mijn ooghoek ik iets zag. Ik stond stil. Ik keek niet in de laan, maar ik wist dat er iets aan het einde van de weg stond. In mijn ooghoek leek het dichterbij te komen en toen nam ik de moed op en keek in de richting van de gedaante. Op datzelfde moment schoot het van de laan af en verdween in het bos.
Ik stond nog een tijdje te kijken of het misschien weer eruit zou komen, maar na 5 minuten had ik er reeds genoeg van. Ik had honger en ik wilde thuis aankomen. Ik liep maar door naar huis en passeerde de Kamponglaan 2. Als ik deze laan bijna ben gepasseerd, zag ik in mijn ooghoek weer een flits van iets, dat de laan in een hoge vaart had overgestoken. Ik stopte en keek dit keer in de richting van waar ik de gedaante blijkbaar zou hebben gezien.
Opeens hoorde ik voetstappen door de met bladeren bedekte grond in het bos rennen. Ik hoorde een stem van een jong meisje die schreeuwde: “Mawreh-Mawreh”. Ik was in eerste instantie niet bang, want het leek voor mij echt alsof iemand hulp nodig had. Ik rende op het geluid af, maar bleef op de Spathodelaan. Ik rende door en door totdat ik kwam bij de Sawirinotolaan.
In de verte zag ik een meisje in een grijze lendendoek de bosrand uitkomen en viel toen op haar knieën in het midden van de straat. Ik rende zo hard als ik kon om haar te bereiken, maar hoe meer ik rende des te verder ze leek te gaan. De straat leek opeens langer te worden. Mijn hart begon sneller te kloppen en ik kwam buiten adem. Opeens werd alles zwart voor de ogen en ik wist toen niet meer wat er gebeurde.
Ik werd wakker geschud door iemand die vroeg of ik het goed maakte. Ik zat onder de schrammen en ik voelde de zandkorrels in mijn mond. “Ik weet niet…wat is er gebeurd met me?”, vroeg ik. Uit paniek stond ik op en begon naar huis te rennen. Het was al donker en toen ik naar mijn horloge keek, was het half 8 ’s avonds. Ik zou net de poort binnen rennen toen ik pal achteroverviel.
Ik kon zien, ik kon alles zien, maar ik kon mijn lichaam niet uit mezelf bewegen. Het bewoog uit zichzelf. Ik hoorde mijn vingers continu kraken en ik hoorde mijn eigen stem dingen zeggen die ik niet wist of zou moeten weten. Opeens zag ik mijn vader naar boven me komen en waste mijn gezicht en ik zag dat hij een doek wikkelde om mijn hals. Ik weet niet hoe men dit noemt, maar ik stond aan de kant te kijken hoe iedereen naar mij toe kwam rennen.
Ik kan dit niet verklaren, maar ik zag alles vanuit een hoek. Het ene moment stond ik daar en op het andere moment hoorde ik een doffe klank in mijn oor en toen ik het gesuis hoorde deed ik mijn ogen open. Ik was weer helemaal bij en kon gewoon opstaan. “Mi skin’ ben weri ‘vaarlijk”, alsof ik had gevochten met mensen. Ik nam een bad en viel als een blok in slaap.
“Boi, peh yu waka…fu pe yu tjar a yorka kon,” vroeg m’n pa de volgende dag. “Weet je wat er gisteren met je was gebeurd?” vroeg hij. Ik vertelde hem dat ik alles kon zien vanuit de zijkant, alsof ik aan de kant stond te kijken. Toen ik hem vertelde over hetgeen ik heb meegemaakt onderweg naar huis, schrok hij zo opmerkelijk, dat hij direct keek naar m’n moeder die naast hem stond. “Liever loop je gewoon de Mangolaan en niet meer achterin…er zijn dingen daar die mensen doen en blijkbaar heeft iets je achtervolgd naar huis,” zei ze waarschuwend.
Maar wie was de dame of het meisje dat ik heb gezien? Ik kon niet nuchter denken omdat het leek alsof mijn gedachten bezoedeld waren met een hele hoop vragen, terwijl ik ook de drang had of beter gezegd, ik kreeg het gevoel alsof een deel van mij ontbrak. Die ochtend ben ik maar gewoon via de Mangolaan naar voren gelopen en toen ik terug naar huis kwam, liep ik de Mangolaan ook gewoon in.
Toen ik mijn straat links insloeg, hoorde ik een gefluit vanachter mij. Ik keerde me om en tuurde door de felle zon naar de zijweg die een t-kruising vormde met de Spathodelaan. Ik kon dus regelrecht kijken tegen de muur van de Paramaribo Zoo. Opeens zoefde iemand langs vanuit de ene donkere hoek naar de andere. Ik hoorde weer zelfde stem schreeuwen: “Mawreh”.
Ik begon direct te sprinten naar huis, maar ik hoorde ook voetstappen achter mij. Ik rende zo hard weg dat ik gewoon over de poort ben gesprongen en door ben gerend het huis binnen. Mijn vader en moeder sprongen natuurlijk op van de schrik. “Ma die geest was achter me,” schreeuwde ik. Ik begon toen te beven en over te geven. Ik werd vanaf die dag ernstig ziek.
Mijn pa ging direct naar iemand die hij kende en die zelf ook Du-man is en die kwam thuis om te kijken wat er precies aan de hand is. Hij zei dat het een geest is in gedaante van een vrouw en dat het mij wilde hebben. Ik stond versteld van wat hij begon te vertellen over die geest en blijkt dus dat iemand het daar heeft achtergelaten omdat die familie of persoon het niet meer wilde gebruiken. Het is onrustig en zoekt naar een nieuwe “host” om zich in te kunnen nestelen. Maar hoe mijn skin niet geprepareerd is, gaat zo een bezieling mijn dood betekenen.
Diezelfde avond toen ik in bed lag, hoorde ik in de vroege ochtenduren mijn naam. Goed luid, maar ik hoorde geen beweging van niemand binnenshuis. De honden begonnen wel te blaffen en te huilen. Ik bleef liggen in bed en luisterde naar alles wat gebeurde buiten de poort. Maar toen ik het woord “Mawreh” weer hoorde, leek het alsof ik onrustig begon te worden en ik voelde een wrok en boosheid in me opkomen.
Ik begon uit het niets te schreeuwen en begon alles in mijn kamer kapot te slaan. Mijn ouder renden naar boven en vroegen me wat er met me was, maar ik kon geen antwoord geven. Ik kreeg het gevoel dat ik buiten moest zijn en niet in het huis. Ik weet niet of jullie die lezen het kunnen snappen, maar ik moest buiten zijn. De mensen die voor me stonden waren opeens vreemden.
Maar m’n pa is een groot gebouwde man en toen ik langs hem heen wilde glippen, greep hij me bij de hals en sloeg naar de grond toe. Met trektouw (touw waarmee je auto’s trekt) heeft hij me vastgebonden. Mijn moeder stond aan de kant te huilen. In tussen had mijn pa die man gebeld om direct naar het huis te komen en toen ik hem zag kwam er een grotere woede over me heen. “A san e prey nanga eng firi,” hoorde ik hem nog zeggen. (Vertaald: Dat ding speelt met haar gevoel).
Toen begon de hel los te barsten in mijn kamer. Enige wat ik me kan herinneren is schreeuwen, vallen, mijn hoofd slaan tegen de wand en een luid hissend geluid die vanuit mijn longen kwam. Ik werd wakker en merkte op dat ik niet gebonden was. Die man had iets om mijn middel gebonden, een soort touw met iets dat lijkt op een cilinder.
Ze vroegen me om naar beneden te gaan en mee te lopen en rond het gehele erf hebben ze voor me gebeden. Zelfs bij de poort, waar alles gebeurde in het begin. Die man liep toen de straat op richting de donkere boropasi, Spathodelaan”, terwijl ik achter hem liep. Het was half 5 in de ochtend, alles was daar dungru. Hij begon dingen te zeggen die ik niet kon verstaan, maar hij zei wel zo af en toe dat ik dichtbij moet blijven van hem.
“Hor’ mi na mi skowru,” zei hij opeens. (Vertaald: Plaats je hand op mijn schouder). We waren toen aangekomen in de straat waar ik die dame had zien knielen. Opeens hoorde ik voetstappen in het bos, alsof er tientallen mensen aan het rennen waren. Opeens stopte hij en zei: “Na djaso y’e tan en na djaso yo tan tu.” (Vertaald: Hier verblijf je en hier zal je blijven). Hij plaatste iets op de grond, volgens mij een vis-fuik, of iets dat erop leek, en toen werd alles stil. Toen we thuis waren aangekomen sprak hij met mijn vader over het probleem.
Blijkt dat er iemand daar begraven is en dat mensen het zijn gaan oproepen voor slechte doelen, maar toen ze het daar terug hebben gezet was het ding boos geworden omdat het niet de rust kon krijgen die was beloofd. Voor zover het waar is dat iemand daar is begraven, kan ik niet met klem zeggen. Maar niets heeft mij lastiggevallen vanaf die avond.
Als je ooit in de Spathodelaan trimt en in de Sawirinotolaan bent, zal je opmerken dat er zo af en toe een fuik ligt in de straat. Het is door die man geplaatst.
#SpukuTorie 982015