Ontmoetingen in het Spookachtige Bos

Ik was ongeveer zes jaar oud toen mij iets raars overkwam. Ik heb het nu wel een plek gegeven, maar dat neemt niet weg dat ik het me nog goed herinner. Ik denk er nog vaak aan, omdat ik niet weet wie of wat dat was. Mijn naam is Mavis. Toen ik vier jaar oud was, vertrokken we naar Suriname, om daar voor een korte periode bij mijn oma aan de Ramgoelamweg te verblijven. Ja, het is inderdaad een beruchte straat als het gaat om spoken en dergelijke, maar dit verhaal speelt zich ook daar af.

Bron Foto: Spuku Tori OpenArt

Het was een fijne plek om te wonen, en mijn oma had een zeer ruim erf waar ik altijd te vinden was. Naast mijn oma was er een bebost perceel dat direct aan het erf grensde. Er was geen schutting als afscheiding, alleen de bosrand. Ongeveer in het midden van het beboste perceel stond een grote manjaboom. Ik keek vaak door de bomen naar de manja’s die soms naar beneden vielen, maar ik begreep al snel dat mijn oma niet wilde dat we het bos ingingen.

Ik was nog te jong om echt te begrijpen waarom het verboden was. Maar op een dag, terwijl ik buiten aan het spelen was, hoorde ik gefluit, alsof iemand naar me floot. Ik keek door de bomen en zag iemand verscholen achter de stam van de manjaboom. Het was een meisje. Ze had heel erg lang en sluik haar met glimmende ronde ogen en ingezonken donkere oogkassen. Ze gluurde telkens vanachter de stam en dook weg als ik wilde groeten.



Ik stond net op het punt om naar haar toe te lopen, toen de stem van mijn oma door merg en been ging. Ze rende naar buiten en tilde me op. Alles wat ik op dat moment kon begrijpen, was dat het bos gevaarlijk was en dat oma’s honden altijd verdwenen als ze het bos in gingen, of ze kwamen ziek terug en gingen later dood. Ach, ik kon toen nog niet echt onderscheid maken tussen de dingen, omdat ik te jong was.

Op een dag was ik weer aan het spelen op het erf, en mijn oma had haar naaimachine naar het raam van het huis verplaatst, zodat ze een oogje op me kon houden terwijl ze kleren aan het stikken was. Die dag zag ik het meisje plotseling bij de bosrand gestrekt op haar buik liggen, haar kin diep gestoken in het zand en de dorre bladeren, en ik vroeg haar of ze met me wilde spelen. Zij stond op uit de grond zonder haar handen te gebruiken. Ik had mijn poppen, pannetjes en potjes allemaal meegenomen naar Suriname, dus er was genoeg te doen voor ons beiden. Ze kwam dichterbij, en het enige wat ze deed was lachen terwijl ik denkbeeldige thee voor haar inschonk of de haren van mijn poppen aan het kammen was.



“Mavis, met wie praat je daar?” krijste mijn oma opnieuw. “Ik weet het niet,” gilde ik terug terwijl ik naar het raam keek. Als ik nu terugkijk, was ze verdwenen. Die avond, nadat ik me had gewassen en had gegeten, stond ik voor het raam van mijn slaapkamer en keek naar het bos en de kruin van de boom die erboven uitstak. Ik hoorde opnieuw gefluit en keek omlaag. Daar lag ze weer uitgestrekt in de grond en ik zwaaide uitbundig naar haar. Ze zwaaide terug, maar haar blik leek verdrietig. Plotseling schrok ze, stond op en rende het bos weer in. Op datzelfde moment ging het raam op de begane grond open, en ik wist meteen dat het mijn oma was, omdat ze begon te mopperen en te schelden.

Een paar dagen gingen voorbij, en we speelden elke dag samen met mijn speelgoed, totdat een ander vriendinnetje uit de buurt zich erbij voegde. Maar telkens vroeg ze me met wie ik praatte. Plotseling zei ze: “Ik ga weg, hoor, want je doet raar.” Ze ging terug naar huis, en ik begreep er toen niets van. Het maakte me niet verdrietig, want ik had genoeg plezier met het meisje uit het bos dat met me kwam spelen. Maar die avond verliep anders.



Ze begon voor het eerst tegen me te praten. Ze vroeg me of ik een manja wilde hebben. Ik keek haar verbaasd aan en schudde mijn hoofd van “nee.” Ze pakte mijn hand vast en trok me omhoog, zeggend: “Laten we manja’s gaan zoeken.” Ik voelde een pijnscheut in mijn hand en een vreemde tinteling, dus trok ik mijn hand met een ruk terug. Toen ik naar mijn hand keek was het vuil en vol zand en gewikkeld in dunne droge plantwortels.

Ik wist maar al te goed wat mijn oma me had verboden. Toch stond ik op en begon langzaam naar de rand van het bos te lopen. Plotseling hoorde ik een tante gillen en mijn naam roepen. “Mavis… Mavis, KOM HIER.” Ik keerde me om en werd weggetrokken van de plek waar ik stond door mijn oma. Mijn tante joeg het meisje weg en schold haar uit, terwijl mijn oma me flink de les las. “Waar was je?” en “Heb je niet gehoord dat ik je al een tijdje riep?” waren de vragen van mijn oma. Maar ik had echt niets gehoord, totdat mijn tante begon te gillen.

Ik keek toen in de richting waar het meisje stond en wees naar haar. Mijn oma sloeg direct mijn hand weg en hield me stevig vast. Ze begon me allerlei vragen te stellen: “Waar was je?”… “Met wie speelde je?” En toen ze me vroeg wat het meisje tegen me had gezegd, antwoordde ik: “Ze vroeg me om manja’s te gaan halen daar,” en ik wees naar het bos.



Plotseling hoorden we zwaar geritsel en het gebrul van iets dat klonk als een wilde stier. Mijn tante deinsde achteruit en trok mijn oma met zich mee naar binnen. Nou, ik kreeg een flinke pak slaag, kan ik je vertellen. Ik herinner me nog dat mijn oma de volgende dag iets in het bos gooide. Ik weet niet wat het was, maar ik heb dat meisje sinds die dag nooit meer gezien.

Nu ik wat ouder ben, hoor ik vaak de term “A San F’a Presi” gebruiken. Ik weet niet of het een slechte of goede zaak is, maar ik vraag me dat tot op de dag van vandaag af. Wat zou er met me zijn gebeurd als ik toch het bos was ingelopen met dat meisje?

#SpukuTorie 1032015



Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven