Het was in het jaar 1987 toen de Cosmo Stars live zou opgetreden in HUBOGA op nummer 87. Was het een ongeluksdag voor mij? Nee, helemaal niet. Ik kan me die dag zo goed herinneren alsof het gisteren was. Dit verhaal weet alleen mijn beste vriend, omdat hij het heeft meegemaakt van dichtbij. Het verhaal is vanaf toen door heel Suriname gegaan en zoals we het weten “sma mus’ ben pot’ moro sowtu g’a tori”. ‘Maar na mi, Willy, iem’ jere fa a tori waka precies, wat ik heb het live meegemaakt.’
Iedereen weet waar Huboga is en als je het niet weet, rij dan maar naar de Limesgracht nummer 87. Het was een groot evenement, want Cosmo Stars zou een liveoptreden geven in Huboga. Guno van de radio ben bar’ eng trowe lek’ lawman: “Bhigii Bhigii dansi met de Cosmo Stars na ini HU-BO-GAAA”. Guno maakte zijn spotjes altijd apart en pakkend. De oudere mensen van mijn leeftijd zullen zich die reclame nog herinneren. Ik was toen taxie chauffeur van beroep en als er een feest of party is, maakt niet uit waar, mi drape. Ik maakte een afspraak met die goede vriend van me, dat we rond sluitingstijd, bij Huboga gaan wachten op klanten. Er was genoeg geld te verdienen die avond.
Die vriend van me had zijn eerste klant gekregen en reed weg. Vreemd dat bijna alle andere taxie chauffeurs klanten kregen behalve ik. Het was zo erg dat die vriend van me zelfs tot 3 keer is uitgereden om mensen naar huis te brengen. Toen hij terug kwam zei ik hem dat ik maar ga vertrekken want het schijnt niet te gaan zoals ik had gedacht of een dame kwam aangelopen en vroeg me hoeveel ik zou vragen naar de Weidestraat. – “Boi, a dame ben mooi jere. Mooi blaka buba meid met mooie grote ogen en een mooie smile, plus a ben smer’ switi”-. Ik stotterde heel even totdat ik haar zei dat het 5 gulden gaat kosten. – “A pis’ ten dat gollu ben de ete”-. Ze vroeg me of ik met een doller, dus een tweevijftig, genoegen zou nemen voor een rit naar de Weidestraat. Het is niet zo ver zei ze nog. “Tek a rit Willy,” zei die vriend van me. Ik stemde toe en zei: “Is goed dame, 2 gulden vijftig, naar de Weidestraat.” Het was half 3 in de ochtend toen ik vertrok van Huboga.
Ik maakte de achter zijdeur open zodat ze op de achterbank kon zitten. “Sang, galant. Zulke mannen als jou kom je niet zo vaak tegen,” merkte ze op. “Willy tot uw dienst,” zei ik op een grappige toon. Ik startte mijn auto en begon te rijden. Gedurende de rit naar de Weidestraat probeerde ik oogcontact te maken met haar via mijn achteruitkijkspiegel, maar ze keek me niet aan via de spiegel. Ze staarde wel vooruit, maar het leek eerder op zogenaamd moeilijk doen, als je begrijpt wat ik bedoel. Ze wilde die aandacht. Na een aantal minuten maakte ik de bocht naar de Weidestraat en vroeg toen aan de dame op welk nummer ik haar kan afzetten. Maar ze gaf geen antwoord en staarde nog steeds voor zich uit. “Hallo dame, op welke hoogte van de Weidestraat woont u,” vroeg ik haar. Ze schrok en keek even in het rond. “Waar ben ik,” vroeg ze. Nadat ik haar had uitgelegd dat we al bij het einde van de Weidestraat zitten zei ze dat ik terug moest gaan. Het zou het blauwe huis zijn aan de rechterkant van de Weidestraat.
Ik was vlak voor de deur van het huis gestopt toen ze mij een 5 gulden gaf in mijn hand. “Wilde je niet rijden voor tweevijftig?” vroeg ik verrast. “Ja, maar dit is voor jou, je bent een galante heer en die kom je niet zo vaak tegen,” zei ze lachend. Ik vroeg gelijk of ik haar nog eens zou zien of tegenkomen ergens in Paramaribo en ze zei dat het mogelijk is. “Misschien morgenmiddag al, rond 6 uur,” zei ze. “Kan je voor me toeteren?” vroeg ze opeens. Ik liet toen twee keer mijn claxon horen en de voordeur werd opengemaakt. Een oude mevrouw stak haar hoofd uit en keek een beetje vragend naar me. Ik heb netjes gegroet: “Goede avond mevrouw, sorry dat ik u heb wakker gemaakt hoor.” En de dame stapte uit en liep naar de deur, keerde zich om en liep achteruit naar binnen terwijl ze wuifde. Ik wuifde terug. “Okay, goede avond verder,” riep ik naar de mevrouw toe. Ze maakte de deur dicht en ik ging terug naar Huboga. Mijn vriend kwam ook net parkeren toen hij me vroeg wat er van de rit terecht is gekomen. Ik vertelde hem alles. We maakten toen plannen om samen, hij met zijn schatje en ik met mijn nieuwe vriendin, naar Macoland te gaan om gezellig een hamburger te eten. En mijn avond kon niet beter zijn begonnen, want ik kreeg klanten als klanten. Ik moet niet jokken, “mi mek’ a moni a neti dat’.”
Klokslag 6 uur in de middag de volgende dag, kwamen we aan op het adres aan de Weidestraat, toen het me ineens te binnenschoot dat ik niet eens de naam van die dame weet. Ik toeterde 2 keer toen de deur openging en dezelfde mevrouw van gisteravond naar buiten keek. “Middag, meneer, wat moet u?” vroeg ze beleefd. Mijn vriend en ik stapten uit de auto om respect te tonen en we liepen naar de deur toe. “Goede middag mevrouw, ik was gisteravond, eigenlijk vanochtend hier voor uw deur,” zei ik. “Ja ik zie dat het dezelfde auto is, maar wat deed u gisteravond hier dan? ‘Ie tak so netjes odi’, maar ik was ook bang want mi bigin denk’ tak’ na 1 of ander rover,” zei ze.
“Ik heb een dame gisteren, zal uw dochter zijn denk ik, hier afgezet, maar ik ben vergeten haar naam te vragen.” “We hadden een afspraak voor vandaag om een beetje te wandelen,” zei ik. “Waar heb je iemand gebracht?” “Ik woon alleen hier hoor,” zei ze vlug en vragend. In eerste instantie dacht ik dat die moeder gewoon moeilijk deed en niet wil dat haar dochter met mij mee mocht. Dat was het gevoel dat ik kreeg dus probeerde ik op een zachte manier toch de kant van de moeder te krijgen. “Je dochter is een mooie nette vrouw, mooi donkerbruin en mooie grote ogen als de uwe,” zei ik een beetje hoopvol.
Haar gezicht veranderde en ze stak haar hand uit om mijn hand te pakken. Ze trok me toen dichterbij naar zich toe. Ze hield me stevig vast zei ze: “Heb je het over Hortance? Mijn kleindochter?”. “Ja dan zal zij het zijn,” zei ik nog lachend en ongerust tegelijkertijd. Toen keek ze ons aan in de ogen en stootte de voordeur van haar huis helemaal open en tegen de wand kon ik een grote foto lijst met het gezicht van Hortance zien. Ze stak een vinger uit naar de foto en zei: “Na fowentwintig jari k’ba mi granp’kin dede. Wagi nak’ en na Limesgracht toen ze de straat overstak.”
“Te m’ teigi tak’ bijna mi ati-t’tei koti…mi skreki jere, ik kan je zeggen dat ik nog nooit in mijn leven zo ben geschrokken. Mi skin gro”. Ik wist niet wat ik moest doen of zeggen aan die lieve oude mevrouw. We hebben netjes gegroet en zijn toen gelijk vertrokken. Ik heb mijn vriend en zijn schatje thuis gedropt en ben toen naar huis gegaan. Ik heb mijn wijlen moeder verteld en zij als trouwe luisteraar van overlijdensberichten, kan ze zich nog vaagjes een aanrijding herinneren aan de Limesgracht. Maar toen zei ze me ook: “If wan sani no de fu yu, noti o p’sa nanga yu”. Je hebt haar naar huis gebracht en ze heeft niet de helft van de prijs betaald, maar de volledige 5 Surinaamse gulden. Bewaar het goed, want het is je geluk. Je mag van geluk spreken dat ze niet de helft had betaald, anders zat je misschien niet eens hier.
Ik ben zo vaak langs de Weidestraat gereden met de hoop dat ik haar toch nog een keer zou kunnen zien.
Ik ben William, Oom Will, en dit is mijn persoonlijke ervaring geweest met die dame van de Weidestraat.