#SpukuTorie 1822016 Het leven is niet altijd even rooskleurig of gaat als hoe we het graag zouden willen. Iedereen wil een goed leven leiden, maar de strubbelingen brengt vaak genoeg nare ervaringen met zich mee. Sommige ervaringen zijn leermomenten en bij andere momenten vraag jij je af “waarom?”. Maar alles heeft z’n ups en downs. Ik ben opgegroeid in een eenoudergezin waarbij mijn moeder de kostwinner was. Ze verdiende haar geld als commerciële seks-werker en had te kampen met een drugsverslaving. Dit zorgde voor een moeilijke thuissituatie en ik, als veertienjarige, werd gedwongen om op te groeien in deze omstandigheden. Ik was 14 jaar, toen het bijna fataal afliep.
De basisbehoeften zoals elektriciteit en water werden vaak afgesloten, omdat mijn moeder geen prioriteit kon stellen door haar verslaving. Mijn buren waren gelukkig altijd begripvol en hielpen me met eten en water. Ik probeerde ook mijn steentje bij te dragen door af en toe klusjes te doen en zo wat geld te verdienen. Dit was echter zwaar, vooral omdat ik nog naar school ging. Ik zat op de Technische School II aan de voormalige Coppenamestraat.
Ik probeerde op mijn eigen manier wat geld te verdienen door hier en daar tuinen op te knappen, zodat ik voor mezelf kon zorgen. Vooral ’s nachts waren petroleum en kaarsen essentieel, omdat ik op die manier kon studeren. Af en toe boden buren aan dat ik bij hen kon overnachten, maar om te voorkomen dat mijn moeder ruzie zou maken, sloeg ik hun aanbod altijd af. Meestal, zodra mijn moeder thuiskwam, werd ik direct belast met allerlei taken – “Raoul, doe dit… Raoul, doe dat… Raoul, waar is dit…” Het leek alsof ze niets anders te doen had dan mijn leven moeilijk maken. Desondanks wilde ik haar niet in de steek laten. Ik was te jong om haar alleen te laten en ik wilde het ook niet bewust doen, omdat ze tenslotte mijn moeder is.
Op een bepaalde nacht lag ik op mijn matras in mijn kamer te slapen, toen ik plotseling gewekt werd door het bekende geroep van mijn moeder. Ze was al zeker 4 dagen niet thuis geweest, dus het horen van haar stem maakte me opgelucht. Het betekende dat er waarschijnlijk niets ernstigs met haar was gebeurd. Ik wierp een blik op mijn kleine wekker en zag dat het al 2 uur ’s nachts was. Met een kaars in mijn hand stond ik op en verliet mijn kamer, op weg naar de woonkamer waar ze meestal haar sigaret rookte. Echter, ik trof haar niet aan in de woonkamer. Vervolgens liep ik door naar haar slaapkamer, maar die was ook leeg. Plotseling hoorde ik opnieuw mijn naam roepen, maar dit keer leek het geluid recht van boven te komen. Mijn blik ging omhoog naar het zwak verlichte plafond, waar ik een vreemde grijze massa zag met een gezicht erin. Een ongewoon tafereel dat me onmiddellijk achteruit deed stappen, maar mijn ogen bleven gefixeerd op hetgeen ik waarnam. Er kwam plotseling beweging in de grijze massa en het leek alsof het van het plafond naar beneden kwam. Maar tot mijn verbazing veranderde het van vorm toen het dichterbij kwam, transformeerend tot de gestalte van een vrouw die op haar beide benen op het plafond stond.
Niet in staat om het gezicht ervan duidelijk te onderscheiden, leek het voortdurend van vorm te veranderen. Plotseling werd mijn kaars uitgeblazen. Mijn reactie was instinctief – ik vluchtte naar mijn kamer en smeet de deur dicht, snel de kapotte klerenkast ervoor schuivend in de hoop dat het wezen niet mijn kamer zou kunnen binnendringen. Mijn hart bonsde terwijl ik op mijn matras sprong en mezelf onder de dekens verborg. Minuten gingen voorbij, maar het voelde als een eeuwigheid, terwijl mijn klerenkast langzaam, beetje bij beetje, werd verschoven. Ik waagde het niet om te kijken. Plotseling, op een gegeven moment, zwaaide de deur open en vulde een ijzige kou mijn kamer. “Raoul,” klonk diezelfde afschuwelijke stem opnieuw. De zware voetstappen op het plafond boven me waren onmiskenbaar. Op de een of andere manier voelde ik dat het wezen aan het plafond naar me staarde. Het was een beklemmend gevoel dat me deed rillen. Toen ik merkte dat mijn matras werd ingedrukt, kon ik het niet langer uithouden. Ik sprong uit bed en rende met alle kracht het huis uit, midden in de nacht. De straat was verlaten, geen auto’s die voorbijreden. Na een uur, toen mijn moed terugkeerde, keerde ik terug naar huis, greep mijn tas en schoolspullen en begon aan mijn weg naar het schoolcomplex via de Leysweg. Onderweg naar het schoolcomplex vond ik tal van afsteekweggetjes, bekend als ‘boropasi’s’, die me naar de plaats leidden. Eenmaal daar aangekomen, glipte ik via een opening aan de zijkant van de sporthal naar binnen, vond een plek tussen de gymmatten en viel in slaap. Ik zorgde ervoor dat ik vroeg wakker werd en gebruikte de wasruimte van de sporthal om te douchen, zodat niemand zou merken dat ik daar overnachtte. Zo bracht ik drie dagen door in de sporthal, verborgen en onzichtbaar voor de buitenwereld.
Zodra de schooldag voorbij was, ging ik meteen naar huis. Mijn buurjongen begroette me enthousiast en riep luid naar zijn moeder: “Ma, Raoul is er al hoor, de verloren zoon is terug.” We stonden even bij de poort te praten en ik kreeg een uitnodiging om mee te eten. “Waar ben je al die dagen geweest, jongen?” vroeg zijn moeder nieuwsgierig. “Mevrouw Rita, ik heb ergens anders geslapen, omdat ik thuis niet kon rusten,” loog ik een beetje om bestwil. “Raoul, weet je toevallig waar je moeder is? Ik heb haar al een tijdje niet gezien,” zei ze bezorgd. “Ik heb geen idee waar ze is, mevrouw Rita. Ze weet zich meestal wel uit elke situatie te redden, dus maakt u zich geen zorgen. Alles komt wel weer op zijn pootjes terecht,” verzekerde ik haar.
Nadat ik eindelijk klaar was met eten, keerde ik huiswaarts. Mijn woning bevond zich precies naast die van mevrouw Rita. Zodra ik de deur opende, werd mijn neus overvallen door een onaangename, zure geur. Het was bijna genoeg om me te laten overgeven. Stap voor stap betrad ik het huis en mijn blik viel op mijn moeder, die in een boog tegen de muur lag. Haar voeten en benen waren krampachtig gebogen, haar voeten drukten tegen de muur zelf. Overgeefsel lag verspreid. Zorgvuldig tilde ik haar op en sleepte haar naar de badkamer. Buiten haalde ik een emmer water uit de grote ton, klaar om haar te baden. Terwijl ik terugkeerde via de achterdeur, trof ik mijn moeder niet in de badkamer aan. “Ma?” riep ik, de emmer naast me zettend, terwijl ik richting de woonkamer liep. Ze bevond zich nog steeds op dezelfde plek, dezelfde houding aannemend. Ditmaal ontwaarde ik braaksporen op de muur, die precies stopten waar haar voeten zaten. Het was alsof ze door het braaksel had gelopen, en het leek erop dat ze probeerde tegen de muur op te lopen. Ik vermoedde dat ze opnieuw onder invloed was en geen besef had van haar daden. Met enige inspanning sleepte ik haar opnieuw naar de badkamer en gaf haar een grondige reiniging.
Nadat ik haar had verzorgd, maakte ik snel de vloer schoon zodat ik haar gemakkelijk naar haar kamer kon brengen. Ik trok schone kleren voor haar aan en legde haar op het matras in haar kamer. Net toen ik de deur sloot, hoorde ik haar stem: “Raoul, waar zijn mijn sigaretten?” Ik duwde de deur weer open en daar stond ze, met een intense boze blik in haar ogen. Direct rende ik naar de woonkamer en pakte het pakje sigaretten uit haar kleine tas. Zonder dat ik haar had horen naderen, stond ze plotseling achter me, haar boze blik nog steeds onveranderd. “Ma, kijk hier,” zei ik snel. Plotseling verscheen er een glimlach op haar gezicht en ze zei: “Mi boi… kijk hoe groot je bent geworden… je zorgt goed voor je moeder, hè?”
Plotseling trok ze me naar zich toe en omhelsde me stevig. Haar omhelzing werd echter overweldigend en begon verstikkend aan te voelen. Mijn pogingen om me los te maken uit haar greep werden met elke beweging beantwoord met een nog krachtigere omhelzing, waardoor het voelde alsof ze me wurgt. In mijn wanhoop begon ik te vechten en beet ik haar in haar arm. “Wil je me bijten, Raoul? Wil je je eigen moeder bijten?” klonk het uit haar mond, maar haar lippen bewogen niet. Plotseling draaiden haar ogen wit in haar oogkassen en viel ze als een marionet op de vloer. Haar benen begonnen op eigen kracht te bewegen, sleurden haar lichaam mee en liepen naar haar kamer, alsof ze onafhankelijk van haar wil handelden. Ik stond versteld en doodsbang, niet in staat om te begrijpen wat er gebeurde. Haar benen leken een eigen leven te leiden. De slaapkamerdeur sloeg vanzelf dicht nadat ze was binnengegaan. Daar stond ik, perplex en angstig, starend naar de gesloten deur van mijn moeders slaapkamer. Hoewel ik niet wist wat er precies aan de hand was, was ik er zeker van dat er iets bovennatuurlijks plaatsvond. Ze was niet meer zichzelf.
Mijn moeder was volledig uitgeput en verscheen de rest van de dag niet uit haar kamer. Die avond ging ik naar bed en voor mijn eigen veiligheid duwde ik de kast opnieuw tegen de deur, zoals mijn intuïtie me influisterde. Ik viel in slaap en al snel was ik diep in dromenland.
Tijdens de nacht, terwijl ik van slaaphouding veranderde, voelde ik plotseling een warme en zure lucht op mijn gezicht blazen. Verward opende ik mijn ogen en schrok toen ik naast me mijn moeder zag liggen. Haar mond was wijd open en het wit van haar ogen staarde me aan.
Op het punt om op te staan, hoorde ik een stem uit haar openstaande mond komen: “no k’moto dja…noso y’o dede” (“blijf hier…anders dood ik je”). Haar ogen rolden één voor één terug en met een flits sloten haar kaken zich met een dreun. Plotseling sprak ze weer met haar eigen stem: “Raoul, wat gebeurt er met me…wat gebeurt er met me”. Voordat ik zelfs de kans had om te antwoorden, klapte ze met haar hoofd bijna tussen haar benen. Mijn blik ging van de ene hoek naar de andere en ik zag dat de kast nog steeds tegen de deur stond. Toen ik terugkeek naar het matras was ze verdwenen. De kast werd met een krachtige klap van de deur weggeschoven en raakte de muur hard. Ik dook weg in de donkerste hoek van mijn kamer en staarde naar de deuropening. Mijn moeder stond daar. Ze herhaalde dezelfde woorden: “Raoul, wat gebeurt er met me…wat gebeurt er met me”, zoals ze zojuist in de kamer had gezegd. Ik begreep niet volledig wat er aan de hand was, maar er ontstond een heftige strijd tussen haar en mij. Dit was niet mijn moeder, er was iets anders in haar. Haar stem klonk zwaarder, grommend en hees. Ik schreeuwde om hulp en vocht voor mijn leven. Ze beet me herhaaldelijk over mijn hele lichaam, smeet me tegen de muur en er gebeurde van alles waarvan ik niet eens wist wat het was.
Plotseling hoorde ik luide klappen tegen de voordeur. Het waren de buren. Ze kwamen meteen te hulp en probeerden mijn moeder onder controle te krijgen. Ze was echter buitengewoon sterk, dus al snel stroomden er meer mensen het huis binnen om haar samen tegen de vloer te houden. Haar lichaam kronkelde in een boogvorm, terwijl ze ons en de buren met talloze vervloekingen overlaadde. Mevrouw Rita kwam met enkele takjes lemmetjes en wreef die over haar hele lichaam, terwijl haar man bezig was een witte substantie op haar gezicht aan te brengen. Hij pakte een ei uit zijn mand en plaatste het tegen haar voorhoofd, terwijl hij enkele gebeden mompelde in de richting van Anana (althans, dat is wat ik kon verstaan), evenals andere bekende namen binnen de creoolse cultuur.
Op een gegeven moment werd mijn moeder zo wild dat het een hele opgave was om haar op de grond te houden. Ze gaf een laatste afgrijselijke schreeuw en werd plotseling helemaal stil. “A gwe Hugo” (is het weg Hugo), hoorde ik mevrouw Rita aan haar man vragen. “Mi denk so… hori span” (ik denk het, houd vol) antwoordde hij. Hij stond op met het ei in zijn hand en liet het vallen. Het ei stuiterde een paar keer op de betonnen vloer, maar bleef heel. Iedereen liet haar direct los. Als de buren niet waren ingesprongen, zou ik misschien wel gedood zijn door mijn eigen moeder. Volgens wat ik begreep van de buren, was er een demon in mijn moeder gevaren en had die bezit van haar genomen. Dit is een bekend kenmerk van demonen. Ze hadden haar eigen wil volledig vernietigd en hadden de controle overgenomen. Het waren er niet slechts één, maar meerdere.
Die nacht hebben de buren verder voor mijn moeder gezorgd en samen met oom Hugo (de man van mevrouw Rita) moest ik in het holst van de nacht naar de stad rijden. Bij de platte brug moest ik het ei, dat inmiddels “zwaar” was geworden, zo ver mogelijk de rivier in gooien. “Alles komt nu goed, mi boi,” zei oom Hugo, “de bezetenheid van je moeder is voorbij.”
Hij had gelijk. Vanaf die dag ging alles beter met mijn moeder en uiteraard ook met mij. Mijn moeder vond haar steun bij God. Nu ben ik 36 jaar oud en al twee jaar getrouwd met mijn lieve vrouw, die een speciale band heeft met mijn moeder. Mijn moeder is een levend voorbeeld geworden en ze gebruikt haar ervaring om anderen te helpen die zich in dezelfde situatie bevinden. Overigens, afgelopen 5 augustus, was de verjaardag van mijn moeder. Ze is dan 60 jaar jong.