#SpukuTorie 1302015 Ephraimzegen. “Mevrouw, klop klop…hallo dame”, hoorde ik iemand roepen bij de poort. Ik keek even naar buiten en zag een mevrouw van middelbare leeftijd staan voor de poort. Ik dacht in eerste instantie dat zij van de Jehova’s Getuigen was, maar bleek gewoon iemand te zijn die gekleed was in een jeansbroek en een zwart bloesje. Ik liep naar buiten richting de poort en begroette haar heel vriendelijk en ik kreeg ook een vriendelijk respons terug. Ik zou haar net vragen wie ze was en wat ze eigenlijk zocht, maar ze viel direct met de deur in huis met “heb je ze gezien…heb je ze gezien…”. Ik keek direct naar haar ogen en haar vingers. Ik zag die gestrekte pink en wijsvinger. Aan beide handen zaten die vingers stijf uitgestrekt. Deze mevrouw was op medicamenten en ik moest haar vriendelijke bedanken voor haar tijd en ik zei nog aan haar: “Als ik ze zie, ga ik u melden…seti?” Ze knikte vriendelijk terug en zei: “Het gaat me goed doen…echt goed.” Dit heel ding met die mevrouw gebeurde een maand na mijn intrek in ons pas gerenoveerd huis. Mijn man had een huis gevonden en we kochten het direct, vanwege de prijs en ook vanwege de staat waarin het zich bevond. Vanaf de komst van deze naamloze mevrouw aan mijn poort, zijn er vreemde manifestaties in ons huis. Mijn naam is Linda en ben getrouwd en heb 1 zoontje. Mijn prins.
Een week na het bezoek van die mevrouw, zat ik een avond naar televisie te kijken met mijn man, toen we heel ver stemmetjes horen gillen. “Ie sa fon a ptjieng so”, zei ik tegen mijn man hoofdschuddend. (Zal je een kind zo slaan). De gillende kinderstemmen leken van het huis aan de overkant te komen. We zaten nog te luisteren om te weten of ze werden afgetakeld of als het gewoon een pakslaag was. Naarmate ik mijn aandacht vestigde op het geluid, begon het luider te worden en dichterbij te komen. Het was op een gegeven moment zo luid, dat het leek alsof die kinderen voor het raam stonden te gillen. “Misschien hebben ze hulp nodig”, zei ik tegen mijn man en ik stond op en liep naar het raam en trok het gordijn open. Het gegil stopte abrupt en er stond niets en niemand voor het raam. Mijn man sprong op en kwam ook gelijk bij het raam staan. “Wat was dat”, vroeg hij. “Boi, als ik het wist, had ik je het allang gezegd”, zei ik toen, terwijl ik naar de kamer van mijn zoontje liep om even te kijken of hij nog sliep of wakker was. Hij sliep als een roos. Ik schudde de gedachte dat er iets bovennatuurlijks gebeurd was snel van me af en vroeg mijn man om eerder naar bed te gaan. Ik wilde niet alleen in de kamer zijn.
We waren allemaal in diepe rust, maar ik voelde een hand op mijn schouder die me probeerde wakker te schudden. Ik was zo slaapdronken dat ik niet eens mijn ogen kon opendoen. “Ja…mama is wakker Clay, wat is er?”, zei ik. “Mama, er is een jongen in mijn kamer”, zei een zacht stemmetje. Ik was binnen een fractie van een seconde klaarwakker en puilde mijn ogen zodanig om te kunnen zien in het donker. De hand was nog steeds op mijn schouder. Ik keek naar de vingers en volgende de hand, de arm en tot de elleboog. Voor de rest was er niets meer. Ik ben met een radslag over mijn man gesprongen en terecht gekomen aan de andere kant van het bed. Hij schrok nu wakker: “Wattiser…wattiser Lin.” Ik zei hem dat ik een arm had gezien en een stem had gehoord die mij “mama” noemde. Ik weet niet of hij me toen wel geloofde, maar hij zei dat ik me niet erop moet focussen, want het is die aandacht die ze nodig hebben. Ik ben toen weer naar de kamer van mijn zoontje gegaan om te kijken hoe hij het maakte. Hij was gelukkig gewoon aan het slapen.
De volgende avond, gebeurde er weer iets vreemds. Ik was bezig in de keuken en daarvoor had ik mijn zoon al in bed gestopt. Hij was een beetje ondeugend die dag, dus liet ik hem vroeg slapen. “Vroeg” is relatief hoor, want het was al 8 uur geweest. Nou, ik was bezig in de keuken en ik hoorde achter mij geren. Het kwam vanuit de kamer van mijn zoontje en in eerste instantie dacht ik dat hij uit bed was gestapt en langs me heen rende richting de woonkamer. Ik keek om de hoek en zag hem achter het gordijn staan, terwijl ik nog net zijn tenen kon zien. “Diego, heb ik je niet gezegd om te gaan slapen?”, riep ik toen een beetje geïrriteerd. Ik hoorde hem toen zeggen vanuit zijn kamer, “Mama ik slaap al”. Ik keek even naar de richting van zijn kamer en keek terug naar de woonkamer en het kind of wat het ook mocht zijn, stond nog steeds achter het gordijn. Ik wist niet wat het was, maar ik stevende toch er gewoon op af en trok het gordijn open. Er waren 2 paar handjes die het dievenijzer vasthielden. Er was verder geen lichaam of ander ding dat ik kon zien dan alleen de handjes. Ik begon te gillen van de schrik en rende naar de kamer van mijn zoontje. Opeens hoorde ik weer de kinderstemmetjes gillen alsof ze een afgedonderd pakslaag kregen. Het geschreeuw werd zo luid dat mijn zoontje zelfs bang begon te worden. Na een paar minuten stopte het gegil ook weer zo abrupt. Voorzichtig liep ik weer naar de woonkamer, maar er was niets meer te zien. De handjes waren weg. Ik kon het niet langer volhouden om iemand die ik kende te vragen om een kijkje te nemen voor ons in het huis. Ik deed dat, wel in overeenstemming met mijn man, zodat hij weet wat ik bezig ben te doen. “Baas Manie” noemden we hem.
Baas Manie kwam bij ons thuis en begon op zijn manier een rondleiding te nemen in het huis. “Blaka Santi”, zei hij opeens. (Zwart Zand). “Kinderen…er zijn twee kinderen in dit huis. Ze zoeken naar hun moeder”, zei hij opeens, maar zijn gezicht betrok direct. Hij werd helemaal droevig en begon tranen in de ogen te krijgen. “Wan vrow ben kon luku yu”, zei hij tegen mij. “A ben aksi if yu sjie dem”, voegde hij eraan toe. (Een vrouw was je komen bezoeken, ze vroeg of je ze had gezien) Ik schrok van die opmerking en wilde hem wat zeggen maar hij zei me dat ik gewoon moet luisteren en stil zijn. Zelfde gold voor mijn man. Hij begon op een gegeven moment te praten met de entiteiten in het huis. Toen hij vroeg, “Wijs Me Waar”, begon hij te lopen naar de slaapkamer van mijn zoontje en vandaaruit liep hij naar de woonkamer en raakte het dievenijzer aan. “Sari…soso sari”, zei hij opeens. (Verdriet, alleen maar verdriet) Hij vroeg ons om kaarsen aan te maken en mee te bidden zodat we ze uit het huis konden helpen. Na het lange ritueel, moesten we de kaarsen uit blazen en met hem mee lopen naar het erf. Hij vroeg mijn man of hij een schop had en of hij die even zou mogen lenen. Hij begon toen te graven langs het huis. Er was heel veel opvulzand, van die bruine, maar op een gegeven moment kwam hij zwart as tegen. Zwart zand. “Yu si”, zei hij, “hun moeder was doorgedraaid na deze tragische gebeurtenis. Beide haar kinderen, waren thuis achter gelaten zonder toezicht, terwijl zij plezier is gaan maken. De kinderen zijn levend verbrand en konden niet uit het huis…het enige waren de handen die zich hadden vastgeklampt aan het dievenijzer, die waren overgebleven. De kinderen zeiden me, dat er een vuurbal op hun bed verschenen was, maar ze weten niet waarom het op het bed was.” Ik wist niet wat ik hoorde, maar ik kon het gegil begrijpen. Het was gegil van angst, dood, onschuld en jammer voor deze kinderen. We bedankten Baas Manie voor zijn hulp en hebben tot nu toe geen last meer van niets. En die mevrouw, ik weet niet of ze echt was, of of ze misschien nog leeft. Ik wens haar echt de rust die zij nodig heeft.