De Kinderfiets

#SpukuTorie 852015 Ik was een meisje van 10 jaar toen ik bewust gemaakt werd dat er “spoken” bestaan. We woonden aan de Weidestraat en voor hen die het weten was er trouwens een begraafplaats in die straat. Ondanks alles vond ik ’t prettig daar wonen met mijn ouders. Alle buren hadden een goede band met elkaar, vooral de oudere mensen. Soms spraken ze over dingen, die ik niet begreep. Maar ik was altijd leergierig en nieuwsgierig tot en met. Maar ik heb het afgeleerd.

Zo waren de ouderen weer bezig met hun gepraat over koetjes en kalfjes en deze zin viel me ter ore: “Lienne, ie yere tak’ a ben psa baka“. Liene is mijn wijlen oma. Mijn buurvrouw en oma waren altijd zo bezig met dingen van de dag en stelden elkaar altijd op de hoogte van álles en nog wat. En dit is de zoveelste keer dat ik die zin in een conversatie hoorde tussen die twee. Ik vroeg me altijd af, wat ze langs hoorden gaan. Ik mocht nooit vragen waarover ze het hadden, want dat is onbeschoft. En jullie weten ook, hoe erg ’t was als kind, als je de vraag stelde: “waarom?”. Dan kreeg je de wind van voren. “No aksi nooit foe sayde, meisje. Vrijpostig “, zei mijn oma altijd.

Een avond werd ik wakker en kon niet meer slapen. Ik kan me niet heugen hoe laat het was, maar ik denk dat het ’s ochtends vroeg was. Ik lag maar te draaien op het bed en dacht aan de leuke dingen die ik voor de dag zou gaan doen. Plotseling werd ik uit m’n concentratie gehaald door een krakend geluid dat van buiten kwam. Het geluid kwam steeds dichterbij. Weet je wanneer je geen “greas” (vet) voor je fietsketting zet, ‘d’a san’ e frustu’. Zo klonk het geluid…een fiets die moeizaam vooruitkwam….net een fiets met een zwaar verroeste ketting. Ik moest even slikken, omdat het zo eng was en het geluid werd steeds luider en luider. Ik moest ‘nomo-nomo’ gaan kijken wat het was, maar toen ik uit bed stapte, werd mijn kamer gevuld met schietend spinnen rag. Ik blies het uit van de schrik en probeerde de spinnen rag uit mijn gezicht, armen en benen te halen. Hoe ik ook de rag weg haalde, het kwam weer op mijn lichaam en vooral in mijn gezicht terwijl ik liep naar het raam. Op een gegeven moment was het geluid van buiten uitgedoofd en toen ik eindelijk bij de ‘shutters’ was hoorde ik niets meer. Ik maakte de ‘shutters’ open en zag niets en niemand. Ik ben maar weer gaan liggen. Het hield mij even bezig, maar al gauw dacht ik weer aan de leuke dingen van de dag.

Die ochtend hoorde ik de oudere van de buurt weer zeggen: “a psa baka.” Het was niet het gesprek van de dag. Maar het hield me wel de hele dag bezig. “Wat is langs gegaan? Bedoelen ze het krakend geluid?”, dacht ik continu. Ik wilde weten wat het geluid veroorzaakte en besloot wakker te blijven die avond. Het lukte me natuurlijk niet, maar ik werd wel wakker in de ochtend. Misschien omdat het mij bezighield. Na een poosje hoorde ik het geluid in de verte. Ik stond alvast op en daar voelde ik weer zo een spinnen rag aan mijn gezicht en dit keer was het veel. Ik vestigde mijn aandacht op het krakend geluid dat dichterbij kwam en liep naar de ‘shutters’ en opende het gordijn op een kier. Het geluid naderde en werd duidelijker. Ik zag nog niets, maar opeens zag ik een groot gebouwde donkere man met grote tanden op een kinderfiets. Het was een oude verroeste metalen driewieler. Het was niet de ketting die het geluid maakte, maar dat gedeelte waar die man op moest trappen. Zijn voeten waren groter dan de voorste wiel. Ik kende hem niet en heb hem nooit in de straat zien fietsen. Hij was ook niet van de buurt. Hij zag er heel groot en eng uit met een gebochelde rug. Hij keek voor zich uit met een grijns en trapte de fiets moeizaam door. Ik voelde tegelijkertijd een rilling over mijn lichaam en plotseling begon mijn oor te suizen. Opeens hoorde ik voetstappen op de trap naar boven komen en rende direct mijn bed in en trok de deken over me heen. “Is zeker mama”, dacht ik. Opeens hoorde ik een onbekende stem vragen: “Slaap je al?” Ik viel van angst in slaap.

Zoals elke morgen hoorde ik de ouderen weer praten erover. Ik bleef rondhangen om het gesprek goed te volgen tot het eind. En ja, ze hadden het over die grote enge man op die kleine fiets. Ik hoorde de buurvrouw toen zeggen: “a trawan kon f’fer’ mi esde netie tu. Na was’ mi ben was’ dot’sani, d’a luku mi via den shutter. Mi kos’eng, want a no f’fer’ m’e f’fer’ eng!” Ik kon mijn oren niet geloven van al die enge ervaringen van die oudjes. Ik was ervan overtuigd dat er dus geesten daar waren, vlak bij ons in de straat. En weet je wat het ergste was…die ene die bij m’n buurvrouw haar raam was gaan kijken, was dezelfde die die nacht had gevraagd of ik al sliep. Ik werd er zo bang van dat ik niet meer opstond om te plassen, waardoor ik al op jonge leeftijd blaasontstekingen opliep. Er stond altijd iemand bij mijn deur te gluren naar binnen. Ik hoorde mijn deur altijd opengaan en soms zelfs als ik mijn moeder nog kon horen praten met mijn vader beneden. Elke keer vroeg het of ik al sliep, maar ik ga nooit antwoord en ik had altijd de dekens over mijn hoofd. Op een nacht liep het mijn kamer in en brieste de zin vlak bij mij oor: “KOM FIETSEN”. Wel…ik heb gegild zo hard als ik kon. Mijn ouders kwamen naar boven rennen en mijn oma zou direct weten wat er aan de hand is. “Je hebt gekeken he?”, zei oma vermanend. “Breng me spullen voor me”, zei oma.

Mijn moeder kwam met een houten kist naar mijn kamer en oma haalde een hele hoop flesjes eruit, lemmetje en heel wat andere dingen die ze me liet drinken en die ze smeerde over mijn lichaam. “Dan ga je mooi slapen meisje…not’ no moro yu”, en ze maakte een knipoog. Ik heb vanaf toen nooit meer last gehad, van een paar kleine dingen op na hoor. “Maar van dat ding die wilde dat ik mee moest gaan fietsen…a no kon…nooit moro.”

“Ingezonden”

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven