#SpukuTorie 782015 Mijn naam is Samuel. Op het erf van mijn ouders stonden er vroeger veel vruchtbomen. Samen met mijn vrienden waren we altijd in die bomen te vinden. We hadden er zelfs een ‘treehouse’ in gebouwd. Soms overnachten we erin. Ons erf stond op een hoek dus vanuit de bomen konden we de hele buurt overzien. We deden stoer vooral wanneer de mooie meisjes voorbijliepen. Alle meisjes vielen we lastig behalve de meisjes van vrouw Sita die in die achterstraat toonde. Vrouw Sita was een beetje vreemd, dat zei iedereen van de buurt. Naast alle vruchtbomen was er ook een hele oude manjaboom die al jaren geen vrucht meer voortbracht. Mijn vader bedreigde altijd dat hij die boom zou omhakken maar de schaduw kwam goed te pas. Op een avond hoorde mijn moeder alsof er kinderen onder die boom speelden. Vanwege al die bomen was ons erf dus pikdonker ’s avonds. Mijn moeder schreeuwde: ‘suma drape, wie is daar?’. Het werd toen stil. Toen ze weer in een sluimer ging, hoorde ze de spelende kinderen weer. Ze pakte een flashlight en liep rustig naar buiten. Ze scheen het licht en zag in het donker zo’n vijftal kinderen rennen om die oude manjaboom. Toen ze haar zagen, klommen ze vlug in die boom en weg waren ze.
De volgende ochtend vertelde ze aan eenieder wat ze gezien had. We waren jong dus we namen een kiek. De moederboom en haar kinderen was een grap voor ons. We gebruikten het zelfs om de kleintjes angst aan te jagen. Bij de volgende volle maan, hoorde mijn vader nu de spelende kinderen. Hij stond op en maakte stiekem het raam open waardoor hij de ‘moederboom’ goed kon zien. Hij zette zijn bril op en hij zag er 3 jongens en 2 meisjes. Hij schreeuwde boos naar ze en besloot naar buiten te gaan. Hij pakte een mooie dikke lat en liep naar buiten. Hij was vastberaden om ze een pak rammel te verkopen. Toen hij buiten was, zag hij de kinderen in de boom verdwijnen. Als stoere man klom hij in de boom. Een tak brak en hij viel op de grond. We werden allemaal wakker van zijn geschreeuw dus renden naar buiten om hem te helpen. Hij had zijn rug bezeerd. We droegen hem naar binnen en gingen weer naar bed. De volgende ochtend zouden we extra werk hebben bij het harken, zucht!
Merkwaardig was er de volgende dag onder de moederboom tak noch blad te bespeuren. Er was ook geen teken dat er iets van de boom gebroken was. Mijn vader besloot nu dus uiteindelijk over te gaan tot het hakken van die boom. We stonden die middag met houwers en bijlen om het zware werk te verrichten. We zouden net beginnen of die gekke vrouw Sita liep voorbij. Toen ze zag wat we van plan waren, keek ze ons angstig en ook wel vermanend aan. “Laat die boom staan, un lib’ a bong, waar moeten ze gaan, pe deng mus go? Jij hebt jouw slaapplaats, zij hebben van hun. Waar moeten ze dan gaan?” We stoorden ons niet aan vrouw Sita hoor. Ze is toch gek en als jij haar zou zien zou jij haar ook niet serieus nemen. We deden het werk en ruimden alles netjes op. Het leven ging gewoon verder tot de volgende volle maan.
Het huis werd ondersteboven gedraaid. Kinderen die renden en speelden in het huis. We schrokken en renden allemaal richting de kamer van mijn ouders. Gewoon voor onze ogen werden tafels geschoven, stoelen omvergeslagen, kranen werden opengedraaid, deuren werden hard dicht geslagen. Angstig renden we naar buiten. De buren waren ook komen kijken waarom we zoveel lawaai maakten. Iedereen stond perplex om te zien wat er gebeurde. Mijn vader stuurde ons om vrouw Sita te halen. Maar ze kon niets doen zei ze. “Ze hebben geen woonplaats meer”, zei ze. Dus zullen ze voortaan in ons huis blijven wonen. Met geen macht konden we die kinderen uit het huis krijgen.
Die kinderen van de boom hebben ons verjaagd uit ons huis. Tot nu toe staat het huis er bouwvallig bij. Niemand durft er zijn intrek in te nemen. En bij elke volle maan horen de buren de kinderen nog spelen in het huis.
Wij hebben voor het leven een les geleerd. Te wan sani no moeilijk yu, no moeilijk a sani.
wie is sterker een dode of een levende?