Het Kind van de Coropina

Het Kind van de Coropina

DE AANKOMST

“Y’e si? A konbaka p’kin fii e sribi moro mi,” grapte Melissa terwijl ze de kleine Jayden uit zijn autostoel tilde.

Nicole lachte moe.
“Laat hem, Mel. Hij heeft heel de rit gezongen.”

Het was 21:07 toen de auto knarsetandend het zand van Republiek opreed. De lucht rook naar nat gras, hout en het zoete, oude aroma van het kreekwater dat altijd in de wind hing. De maan stond laag, als een scheef afgesneden stuk brood.

Voor Nicole was dit de eerste keer in Republiek.
Ze wist niet waarom haar hart zo snel klopte.

Misschien was het vermoeidheid.
Misschien was het die vreemde stilte die net iets te zwaar op de nacht drukte.

Voor hen stond het huisje dat ze via de organisatie hadden gehuurd: witte savannezand strekte zich uit tot aan de donkere Coropinakreek, met op enkele meters afstand drie houten tenten, gazebo’s, waar hangmatten konden worden opgehangen.

Nicole zette haar tas neer en keek even rond.
De wind streek een koude rilling langs haar armen.

“Nou, dit is het,” zei Audrey, de oudste begeleider en de meest serieuze van de groep. “Morgen komen de meisjes. We moeten vroeg op.”

Jayden, drie jaar oud, keek niet naar het huisje, niet naar zijn moeder, maar naar het water.

Nicole kneep even in zijn schouder.
“Jay… je bent moe, toch?”

Hij knikte niet.
Zijn ogen bleven gericht op één punt in de duisternis, alsof iemand hem daar stond na te kijken.


OCHTENDRUST

Nicole werd wakker met de geur van koffie.

Echte, stevige, Surinaamse koffie.
Koffie die ruikt alsof de dag zelf klaargemaakt wordt.

In de keuken was Audrey al bezig: brood, gebakken eieren, thee in een grote pot. Het huis vulde zich met huiselijke warmte – gelach, stemmetjes, het geluid van plastic tassen en bestek. Nicole voelde zich voor het eerst echt op haar gemak.

“Mi no sabi san yu e du, maar die koffie is lekker,” zei Melissa.

Audrey grinnikte. “Is geheim recept. Gehaald bij The Coffee Hobbyist.”

Jayden zat aan tafel met een glas Chocomelk.
Hij glimlachte.
“Mama, buiten spelen?”

“Na ete,” zei Nicole. “Laat me eerst de plek groeten.”

Toen ze met Jayden buiten stond, voelde de ochtend vreemd licht. De lucht was helder, het zand wit, de bomen verderop stil. Ze boog zich zoals haar ouders haar hadden geleerd: de grond groeten, en wastte beide gezichten.

Maar terwijl ze opstond, zag ze Jayden opnieuw naar het water kijken.

“Jay? Laten we gaan zwemmen, oké? Maar niet diep.”

Hij pakte haar hand vast.
Zijn hand voelde… te koud voor de ochtend.


HET WATER

Het water van de Coropina was donker. Altijd donker, altijd zwaar. Jayden stapte als eerste erin. Hij spetterde, lachte en toen verstijfde hij.

Nicole merkte het meteen.

“Wat is er, baby?”

Jayden keek naar een punt links van hen. Niet naar het water.
Naar íets in het water.

Ze hoorde vogels – maar in een flits…
Verdween alles.

Alsof iemand het geluid met een hand had uitgedrukt.
Alsof ze onder water zat.
Gedempt. Ver weg.
Haar hart echode in haar eigen oren.

Boem… boem… boem…

“Mama?” fluisterde Jayden.

Nicole wilde zeggen dat alles goed was, maar haar stem kwam niet los. Haar blik gleed over het stille wateroppervlak – spiegelglad, alsof het hen opnam. Iets aan die gladheid klopte niet. Alsof het niet door de wind geraakt kon worden.

Alsof het wachtte.

Toen voelde ze het.
Heel licht.
Alsof een kind handjes om haar enkel legde…

… en zachtjes trok.

Nicole verstijfde.
Het was geen ruk, geen duidelijke beweging.
Meer een… aanraking.
Alsof iemand haar heel voorzichtig wilde uitnodigen om verder te komen.

Haar maag trok samen. Instinct nam het over.

“Jay, we gaan eruit.”

“Mama? Maar -”

Nicole trok hem bijna aan de kant.
Zand plakte aan haar enkels.
Jayden keek om, alsof iets hem riep.

Ze voelde het opnieuw.

De stilte.
De koude rilling.
De schaduw van iets donkers, donker als de kreek zelf.

Ze wist niet waarom ze zo bang was.
Maar ze wist dat het water hen had gezien.


Later die ochtend: de groep arriveert

Tegen tien uur arriveerden de tienermeisjes met een bus. Gelach, geschreeuw, jeugdige energie – het haalde de spanning uit de lucht.

Audrey regelde het ontbijt.
Melissa deelde hangmatten uit.
Nicole voelde zich weer licht worden.

Misschien had ze zich iets ingebeeld.

Misschien.

Maar Jayden keek de hele tijd naar het water.
Alsof hij iemand miste.


HET ONBEWAAKT MOMENT

Nicole stond in de keuken, een pan met roerei in haar hand, toen Audrey zei:

“Ik ga even buiten zitten met Jayden. Hij wil lucht.”

Nicole knikte.
“Is goed. Ik kom zo.”

Maar Audrey kwam te snel terug.

Ze liep de woonkamer in alsof ze vergeten was waarom ze naar binnen was gegaan.

Nicole keek meteen op.
“Waar is Jayden?”

Er volgden drie seconden stilte.
Niet veel – maar lang genoeg om het hart van een moeder stil te zetten.

“Hij… hij zit buiten onder de tent, toch?” stamelde Audrey.

Nicole’s ogen werden groot.
Ze rende naar buiten zonder slippers, zonder na te denken.

Het zand brandde onder haar voeten.

En daar – bij de kreek – zag ze hem.

Jayden.

Op blote voeten.
Eventjes stappend, alsof een onzichtbare speelgoedauto hem vooruit trok. Niet rennend, maar… geleid.
Alsof iets zijn kleine lichaam zachtjes duwde in de richting van het donkere water.

De wind viel compleet weg.
Geen geluid.
Niet één vogel.

“JAYDEN!” schreeuwde Nicole, zo hard dat haar keel scheurde.

Hij bleef staan.
Vijf centimeter van de waterkant.

Nicole sprong vooruit, greep hem vast en drukte hem tegen haar borst. Ze beefde zo erg dat het leek alsof ze zelf in het water was gevallen.

Jayden fluisterde:

“Mama… die vrouw zegt… kom bij me.”

Nicole tilde hem op, rende naar binnen, hartslag in haar oren.

In de deuropening riep Melissa geschrokken:
“Nicole! San psa so! Wat is er!”

Audrey kwam achter hen aan, bleek en trillend.
“Ik… ik dacht hij zat nog onder die tent…”

Nicole keek haar hard aan.
“Over water maak je nooit fouten. Nooit.”

Binnen begon Jayden te kokhalzen. Eerst zacht.
Toen heftig.
Tot hij alles eruit braakte wat hij eerder had gegeten.

En toen begon zijn lichaam heet te worden.
Onverklaarbaar heet, alsof hij koorts had die in minuten tijd door zijn kleine lichaam raasde.

“Bel Winston,” zei Nicole’s zusje met trillende stem. “Nu.”


ZIEKTE

Nog geen uur later lag Jayden slap op het bed.
Hij werd door de oudere dames gebaad. Den pur’ mofo, maar niets mocht baten.
Hij ademde oppervlakkig, zijn ogen half open.

Nicole zat aan zijn zijde, vocht tegen de paniek die als een koude hand om haar borst zat.

Melissa veegde zijn voorhoofd met een koud nat doekje.
“Hij is te heet… dit is niet normaal.”

Audrey stond in een hoek, handen gevouwen tegen haar mond alsof ze bad.
“Nicole, sorry … mi no ben wani -.”

Nicole kapte haar af.
“Dit gaat niet om jou. Dit gaat om mijn kind.”

Jayden begon opnieuw te kokhalzen.

Toen… stopte hij.

Zijn ogen draaiden weg.

Nicole schreeuwde zijn naam.
“JAYDEN! JAYDEN!”

Melissa hield haar hand op Jayden’s borst.
“Hij ademt nog. Maar zijn kleren werden kletsnat van het zweet… dit gaat fout.”

Nicole’s telefoon ging over.

Winston.

Ze nam op met trillende vingers.

“Waar ben je?” vroeg Winston.

“Republiek.”

Stilte.

Toen zei hij één zin in diepe, lage stem:

“Yu no musu go dape nanga komfo p’kin.”
“Ik neem m’n spullen mee.”


DE OUDERE VERHALEN

Winston kwam tegen zeven uur aan. Hij had pillen (zetpillen) en blauwsel bij zich, maar zijn gezicht vertelde dat hij wist dat dit meer was dan koorts.

Hij tilde Jayden op en keek in zijn ogen.
Jayden fluisterde zwak:

“Die vrouw… die vrouw is stout…”

Winston’s ogen versmalden.

Hij zei zacht tegen Nicole:
“Y’e yere? A ben tak’anga en?”

Nicole hikte.
“Wie? Wat voor vrouw?”

Winston zette Jayden voorzichtig neer.
“We gaan die stoute vrouw zwepen”

Toen keek hij Nicole aan.

“Breng hem niet meer naar het water? Dit geldt voor iedereen hier. Dat water van de Coropina… yu n’e go zomaar dape.”

Nicole schudde haar hoofd.
“Ja, ik heb vroeger van jouw moeder gehoord. Een soort mythe… maar toch?”

Melissa haalde langzaam haar schouders op.
“Mi ben yere… sma e tak’ abra a san’ f’a presi…  over een vrouw van de Coropina…”

Audrey keek van de één naar de ander.
“Ik ken het verhaal niet… wat voor vrouw?”

Winston ging zitten.
Zijn stem werd zwaar.

“Mi granma ben taki altijd:
‘A watra fu Coropina moi, ma a’e hori wan kunu. Wan hebi kunu.’

Hij keek Nicole strak aan.

“Ze was ooit een Inheemse vrouw. Een echte.
Lang geleden, toen ze pas Colakreek ontdekten.
Ze vonden haar in het water.
Verdronken.
Haar volk heeft de wraak kunu geplaatst.
Een wrok tegen mannen.”

Audrey fluisterde:
“En toen?”

Winston:
“Volgens de oude mensen leeft ze nu in het water.
Als een entiteit die nooit meer compleet is.
En elke keer dat ze een man voelt…
Efu yu sabi… yu sabi.
Laten we niet meer erover praten.”

Ondanks zichzelf fluisterde Nicole:
“Ze wilde Jayden…”

Winston knikte.
“En omdat yu tek’ en terug…
A mandi.
Daarom is hij nu ziek.”

Jayden begon opnieuw te trillen.

Nicole pakte hem vast.
“Wat moeten we doen?”

Winston keek haar aan, en in zijn ogen lag een angst die hij probeerde te verbergen.

“Um trowe watra en gelijk vragen om hulp en bescherming.”
“Zeg haar dat Jayden niet van haar is.”

Audrey fluisterde:
“En als ze boos wordt?”

Winston keek naar de kreek, die door het raam zichtbaar was – zwart en glimmend.

“Dan moet je hopen dat ze je begrijpt.”


DE NACHT BRENGT HAAR

Die nacht sliep niemand.

Jayden lag tussen Nicole en Winston in.
Zijn lichaam was zo heet dat Nicole bang was dat zijn huid zou branden.

Buiten klonk niets.
Geen krekels.
Geen kikkers.
Geen briesje.
De Coropina hield haar adem in.

Om precies middernacht hoorde Nicole iets.

Een plons. Heel zacht.
Alsof iemand uit het water stapte.

Dan nog één.
Dichterbij.

In het donker fluisterde Jayden:

“Ze komt.”


DE VROUW

Nicole voelde alle haren langs haar armen overeind staan.

Ze stond op, liep naar het raam en keek door een kier van het gordijn.

Er was niemand.

Maar toch… toch zag ze iets bij de waterlijn.

Een silhouet.
Lang, mager.
Een vrouw met natte haren die tot de grond leken te reiken.
Haar huid glansde niet.
Ze was eerder… dof.
Alsof ze uit klei gemaakt was.

Niet demonisch.
Maar boos, vol haat en wraak.
Boos op een manier die pijn deed om naar te kijken.

Nicole fluisterde:
“…Winta kom kijken… Is dat haar?”

Winston kwam naast haar staan en keek.

Zijn gezicht werd wit.
“Ja.
Na en dape… a si unu fos’ un si en.”

De vrouw draaide haar hoofd alsof ze hen voelde kijken.

Jayden riep vanuit het bed, zwak maar helder:
“Ze wil dat ik kom.”


DE UITDRIJVING

Winston pakte Nicole’s hand.

“Nu. Smeer dit op iedereens nek. Nu.”
“Jij ook Audrey, iedereen. Nu”

Ze stapten naar buiten… zonder vrees.
De lucht rook naar nat zand en bos.
Nicole voelde haar keel drogen.

Winston zei zacht:
“Volg mij.”

Hij liep naar de waterlijn.
De vrouw stond nu stil.
Onbeweeglijk ver.
Verder weg in de kreek.
Geen gezicht te zien — alleen de vorm van pijn.

Winston had zijn prapi klaar.
En zijn tapu.
Nicole volgde.

Hij sprak langzaam, terwijl hij beetjes bij beetjes het water uit de prapi kantelde in de kreek:

“Go pe yu kmopo.
Go suku yu rostu wan tra presi.
A p’kin dis’ a no fu yu.
Lusu en.”

Nicole probeerde te spreken, maar haar stem brak.

Ze probeerde opnieuw.
Dezelfde woorden als Winston.

De vrouw in het water slaakte opeens een luide doodskreet.
Het galmde als een bliksemslag.

Toen zakte ze langzaam terug in het water.
Zonder geluid.
Alsof het water haar opslokte in één teug.


DE OCHTEND ERNA

Tegen zeven uur ’s ochtends werd Jayden wakker.

Niet koortsig.
Niet slap.

Hij zat rechtop en zei:

“Mama? Ik heb honger. Mag ik brood?”

Nicole barstte in tranen uit.

Winston glimlachte en tilde hem op.
“Hey kleine man, hoe voel je je?”

Jayden keek naar het raam en zei:

“Goed papa. Die vrouw is weg.”


VERTREK

Ze vertrokken die ochtend vroeg.
De tienermeisjes vroegen waarom het weekend plots was afgebroken.

Nicole zei alleen:
“Jayden werd ziek.”

Audrey reed zwijgend.
Melissa zat achterin en hield Jayden bezig met liedjes.

Pas toen ze Vier Kinderen passeerden, kwam er weer geluid in de natuur.
Vogels.
Krekels.
Wind.

Alsof het gebied eindelijk losgelaten had wat het vasthield.


THUIS

Toen Nicole met Jayden thuiskwam, stond haar vader buiten.

Hij keek haar lang aan en zei:

“Als jullie me eerder hadden verteld…
Un no bo go.
A no tap ala persani um go klets.
Vooral niet Republiek.”

Nicole knikte.

“Ik weet het.”

Hij aaide Jayden’s hoofd en zei:

“Jay… je bent thuis mi boi. Anana d’anga yu.”

Winston vroeg:
“Nicole… gaan we volgende vakantie terug naar Republiek?”

Nicole keek naar haar zoon, die nu vrolijk met zijn speelgoedauto’s speelde.

“Never. Nooit. Meer.”

En diep in haar borst wist ze één ding zeker:

De Vrouw van de Coropina had hen laten gaan…
maar ze was niet verdwenen.

Zij wachtte.

Omdat wraak nooit helemaal sterft.

Ingezonden: Anoniem

SPANNEND VERHAAL?

Deel op Facebook
Deel op X
Deel op Linkdin
Deel op Pinterest

Laat een Comment

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven