Wat Zou Het Kunnen Zijn

#SpukuTorie 1752016 Mijn naam is Lucien en mijn verhaal zal een beetje vreemd klinken bij de meesten, maar er zijn mensen die mijn ervaring ook hebben gedeeld. Dit gebeurde op een oude plantage nabij Staatsolie. Wij, mijn vrouw en ik, hadden er bewust voor gekozen om te verhuizen naar die plantage, omdat wij beiden werkzaam waren bij Staatsolie toen ter tijde. We mochten zelf een van de Bruynzeel woningen uitkiezen en natuurlijk kozen we voor de best onderhouden woning. Mijn vrouw was in haar sas. In de eerste 2 jaren gebeurde er niks bijzonders. Het was meer thuis, werk en soms vertier in Paramaribo bij familie en vrienden. Maar meestal waren we na de werktijden gewoon thuis of gingen we de buurt verkennen. Ik had een vis-gat ontdekt tijdens 1 van mijn verkenningstochten door de oude plantage. Dit zou mijn spot zijn voor het weekend. Mijn vrouw is niet iemand die houdt van hengelen, alleen om de reden dat ze het saai vindt. Maar goed…mijn verhaal begint op een zaterdagochtend bij het vis-gat.

Ik had de plek al een aantal keren bezocht, maar dit keer liep het anders af. Ik had mijn hengelstokken reeds uitgezet en genoot van een heerlijk ontbijt met koffie, als ik iemand uit het hoge gras aan de andere kant van het vis-gat zag komen. De opkomende zon scheen recht op mij en dus tegen de achterkant van de persoon waardoor ik niet kon uitmaken wie het was. Ik kon wel zien dat het een manspersoon was in een lendendoek en dacht dat het iemand van de omgeving zal moeten zijn die ook kwam hengelen. Het aantal keren dat ik kwam hengelen op de plaats, heb ik nooit iemand gezien. Ik stak mijn arm uit en groette de persoon, maar ik kreeg geen antwoord terug. “Hij zal me niet gehoord hebben”, dacht ik. Het was iemand met een heel lang postuur, eigenlijk te lang voor de doorsnee manspersoon en ook heel mager. Voor mij leek het op een indiaan uit 1 van de geschiedenisboeken. Hij kwam langs de oever en ging op zijn hurken. Hij bleef wel mijn kant opkijken, dus groette ik nogmaals. Geen antwoord noch een groet. Ik trok mijn schouders op en dacht dat deze persoon zeker problemen zal hebben met zichzelf. Opeens verdwenen al mijn dobbers tegelijkertijd onder water. Van enthousiasme tuimelde ik bijna van mijn stoel op de grond, maar kon nog net voorkomen dat al mijn hengels verdwenen in het water. Met 5 hengelstokken in mijn armen, trok ik uit alle macht 5 grote vissen uit het water. Trots, voldaan en vol enthousiasme riep ik naar de man van de overkant: “Luku…luku boi…na mi koloku dja”. (Kijk…kijk jongen…dit is mijn geluk). Opeens stond hij langzaam. Het drong toen pas tot mij door dat alle gras aan de overkant weerspiegelde op het wateroppervlak, behalve het spiegelbeeld van de persoon in kwestie. “Huh…neem het rustig aan en loop weg…loop weg Lucien”, suisde het door mijn gedachten. Ik keek hem toen weer aan en kon toen het gezicht zien. Onze ogen staan horizontaal op ons gezicht, met een neus ertussen. De ogen van die ‘man’ waren groot, zwart en stonden verticaal ver aan weerszijden van zijn hoofd. Toen hij knipperde met zijn oogleden, wist ik dat het niet een mens is die aan de overkant stond. Ik weet niet wat het was, maar het had een mensachtig lichaam. Ik had lang niet gesprint voor een wedstrijd titel, maar dit keer moest ik op 1 of andere manier sprinten voor mijn leven. Ik keek nog even achterom, om te zien dat ik niet achtervolgd werd, toen ik het zag springen over het brede vis-gat heen. “Sh*t…”, schreeuwde ik en ik zette mijn focus op de weg die ik moest bereiken. Ik hoorde geen voetstappen achter mij, maar wel een vreemd grommend en blazend geluid die alsmaar dichterbij kwam. Ik struikelde en viel lang uit over de weg. Geschrokken en met de gedachte dat ik elk moment aangevallen kon worden, keerde ik me snel om en zag dat niemand achter mij stond. Verward stond ik op en keek naar de ingang van het pad naar het vis-gat. Niemand stond daar. Ik zette het weer op een lopen richting thuis. Ik moest dit aan mijn vrouw vertellen. Ze heeft me uitgelachen. “Lucien, ofa so…na long i long komoto na visi-olo so”, zei ze al schaterend. (Lucien, wat nou…heb je zo hard gerend vanaf het vis-gat). “Kijk je kleren en je lichaam man…ga opfrissen en zorg ervoor dat je die thermosfles en koelbox gaat halen”, zei ze lachend. “Suma…mi…mi no denki jere…ik weet wat ik heb gezien…jij mag ze gaan halen voor me”, zei ik boos. (Wie…ik…ik denk het niet hoor…).

“Jij bent niet de enige die het gezien heeft”, zei een buurman, toen ik hem die tori gaf na enkele dagen. “Er is iets hier op de plaats, maar niemand weet wat het is…anderen zeggen dat het van de plaats is en dat het dateert van het begin van het slaven verleden”, wist hij te vertellen. Mijn vrouw zeurde al een tijd dat ik die spullen van me moest gaan ophalen, dus vroeg ik de buurman of we samen naar de plek zouden kunnen gaan. Hij stemde toe en gingen naar de plek. Alles was precies zo gebleven. Behalve de vissen. Ik verwachtte bedorven vissen te zien, maar ik vond uitgedroogde pieren aan de haken. “Maar hoe dan…je had toch vissen aan de haak geslagen?”, vroeg mijn buurman. “Inderdaad…ik zou bijna willen zeggen dat die ook geen echte vissen waren…want het was vreemd genoeg dat ik allemaal in 1 keer had gevangen”, zei ik onrustig. We waren rustig de spullen aan het opruimen als de buurman me wijst naar een droge plek in de modder. Het waren voetstappen. “6 Tenen en die andere heeft 8”, zei hij. Ik schrok natuurlijk en ging direct naast hem staan om het met mijn eigen ogen te zien. De afdruk in de modder waren van grote voeten met extra tenen. Ik wees hem de plek waar ik het wezen voor het eerst had gezien aan de andere kant van het gat. Bang dat er elk moment wat kon gebeuren, zorgen we ervoor dat we binnen no time weer terug waren op de hoofdweg. Die nacht zou het nog vreemder worden.

Mijn vrouw kwam die avond uit bad en merkte op dat er grote cirkelvormige vlekken waren op haar hele rug. “Wat is hier gebeurd?”, vroeg ik haar terwijl ik wees naar haar rug. Ze schrok er natuurlijk van. “Wat…wat is het…wat zie je?”, vroeg ze bang. Er zijn donkere, bijna complete en perfecte cirkels op je rug en een grote op je hals. “Lucien…begin niet hoor…het gaat bij mij niet werken als je me denkt bang te maken”, zei ze. Ik trok haar mee de kamer in en liet haar zitten voor haar kaptafel en pakte een van haar spiegels en let het haar zelf zien. “Huh…sh*t wat zijn die dingen Lucien…ik word nu echt bang hoor…”, zei ze bijna huilend. Ik vroeg haar of ze zich aan het werk misschien bezeerd had of als ze ergens was gevallen. “Is het geen Asema ofzo…”, vroeg ik haar. “LUCIEN…luku noh…kon mek’ u no kis’ trobi…misschien ben ik wel tegen iets aangekomen en het niet eens doorhad”, zei ze geïrriteerd. Ik liet het maar liggen, maar in gedachten wist ik dat dit niet normaal was en ik wist bijna zeker dat het een Asema zou kunnen zijn… De avond verliep verder rustig. Het was tijd geworden om te gaan slapen.

We werden gedurende de nacht een aantal keren wakker op hetzelfde moment. Het was een vreemde ervaring. “Slaap je nog niet”, vroeg mijn vrouw. “Ik dacht dat jij niet sliep”, zei ik haar. Wij konden het niet bevatten waarom dat gebeurde. Op een gegeven moment toen we voor de vierde keer wakker werden, hoorden we de honden van de buurt een hels kabaal maken. Ook hoorden we geluiden tegen de buiten wanden van het huis, alsof iemand aan het krabben was tegen het hout. Het is een hoge neuten woning en als iemand zou krabben tegen de muren, dan zou de persoon moeten vliegen. Het waren korte krabben. Elke keer weer hoorden we het aan een andere zijde van de woning. We stapten uit bed om zeker te zijn dat alles gesloten was en checkten elke deur en elk raam. Mijn vrouw maakte opeens de opmerking: “Lucien…ik heb zonet iemand zien lopen in de verte. Hij leek vrij lang”. Toen ze dat zei, ‘triggerde’ dat direct de herinneringen van die dag bij het vis-gat. “Vrouw, laten we gaan slapen”, zei ik ongeduldig. De honden van de hele omgeving gingen nog steeds tekeer en blaften als bezetenen voor langer dan een half uur. Het werd toen stil. We hadden nog een paar uurtjes te slapen en waren allang blij dat we dat ongestoord konden doen. Maar de rust zou niet lang duren. Een vreemde geur vulde de kamer. Ik stond op het punt mijn ogen open te doen als ik mijn vrouw moord en brand hoorde gillen naast mij. Ik sprong geschrokken op en greep haar gelijk vast. Ik keek naar de plek waar zij haar ogen gericht had en daar was het. Gebocheld, groot en met diezelfde grote zwarte ogen stond het in een hoek van de kamer te kijken naar haar. Mijn vrouw begon opeens een winti te krijgen op het bed en ze wilde opstaan om met dat wezen te vechten, maar ik hield haar stevig vast in mijn armen. We hoorden een harde klap alsof de vloer van het huis in beweging kwam en het ding verdween vlak voor onze ogen. Het heeft een tijdje geduurd voordat mijn vrouw weer helemaal zich zelve was geworden. We hoorden onze buurman roepen bij de poort. Het was al 4 uur in de ochtend…ze waren komen kijken wat er aan de hand was toen ze mijn vrouw huizen ver hoorde gillen. Ik stond op, pakte mijn vrouw onder haar oksel en droeg haar naar de deur. Toen ik de slaapkamerdeur openmaakte, zat er iets op de vloer. Het zat onder het bloed en ik kon niet uitmaken wat het was in de eerste instantie…later zag ik dat het een gevelde kop was van een roofdier…de tanden kon ik zien. Mijn vrouw zou bijna weer in een trance geraken en bracht haar voorzichtig over dat ding heen, naar de deur van het balkon. Onze buurman stond al op het balkon samen met zijn vrouw ons op te wachten. “Lukt het…wat is er gebeurd?”, vroeg zijn vrouw geschrokken. “Dat ding was hier…datzelfde wezen van het vis-gat”, zei ik. “En er is een bebloede kop voor onze slaapkamerdeur…kijk daar”, en ik wees hem de kop vanuit het balkon. “No go jere”, zei ik waarschuwend. (Ga niet hoor). We gingen mee met hem naar zijn huis, waar zijn vrouw zich verder kon ontfermen over het trauma die mijn vrouw had overgehouden van wat er zich zonet had afgespeeld. Plotseling stopte een auto voor het huis van mijn buurman en een heer stapte uit die hem kende. “A kir’ den dagu…a kir’ ala mi dagu”, is het eerste wat hij schreeuwde vanuit de poort. (Het heeft mijn honden gedood). Mijn buurman schrok, omdat ook hij honden had. Hij begon zijn honden te roepen, maar geen van ze kwamen tevoorschijn. Hij liep naar achteren met de andere buurman en vond beide zijn honden dood op het achter erf. Later bleken haast alle honden van de mensen in de buurt dood te zijn en een paar ontbraken lichaamsdelen. De kop die we vonden voor onze slaapkamerdeur was van 1 van de honden.

We moesten verhuizen van de plaats. Mijn vrouw wilde geen dag langer blijven in het huis, laat staan in op de oude plantage. Ik wil concluderen, na de ervaring op de plantage, dat dit geen geest is. Ik kan het mis hebben. Ik denk dat dit een wezen is die de omgeving teistert. Het lijkt op een mens, maar het gezicht is vervormd. Maar als ik luister naar de woorden van mijn buurman, toen hij vertelde dat het van gedaante kan veranderen en zich kan vertonen als verschillende dingen, lijkt het paranormaal. Mijn vrouw kon het niet meer aan. Diezelfde dag verhuisden wij.

De mensen van de buurt probeerden ons over te halen om niet weg te gaan. We hoorden dingen zoals: “Het kan een tijger zijn geweest die de honden heeft doodgemaakt”. Het leek alsof iedereen het geheim probeerde te verdoezelen. We weten wat we hebben gezien. Ik weet wat ik bij het vis-gat heb gezien. Ik wil diezelfde mensen deze vraag stellen: “Hoe verklaren jullie de kop voor mijn slaapkamerdeur”.

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven