De zuster van St. Vincentius

De zuster van St. Vincentius

De ochtend van het eerste prikje

Mevrouw Sarah L., 62 jaar, lag op zaal 3B van het St. Vincentius Ziekenhuis in Paramaribo – een zaal waar zeven bedden in één rechte lijn stonden, als schaakstukken die al te lang op dezelfde positie waren blijven staan.

Het was 6:04 uur ’s ochtends toen het gebeurde – dat tijdstip dat nog net geen ochtend is, maar ook geen nacht meer; een grensgebied waarin dingen leven die niet aan tijden gebonden zijn.

De kamer was kil, kouder dan normaal. De schemerlampen stonden aan, amberkleurig en zwak, zoals kaarsen aan het einde van hun lont.

Toen ging de deur open.

Zonder haast stapte een zuster naar binnen. Ze droeg een oud model uniform dat Mevr. Sarah dacht al jaren niet te hebben gezien: wit, bijna grijzig van ouderdom, met een stijve kraag. Zij had een wit kartonnen mutsje op. Haar schoenen maakten geen geluid, zelfs niet op de koude tegels.

Ze glimlachte. Een kleine, harde glimlach.
Te vriendelijk om echt te zijn.
Te stil om te leven.

“Goedemorgen, ik kom prikken,” zei ze zacht, bijna melodieus.

Mevr. Sarah fronste.
Prikken? Rond zes uur? Dat gebeurde nooit.
En nooit door deze vrouw.

Maar haar protest bleef in haar keel hangen toen de zuster dichterbij kwam. De temperatuur zakte. Sarah’s adem werd een kleine wolk.

En op het moment dat de hand van de zuster haar arm pakte, voelde ze iets onmogelijk kouds door haar lichaam trekken – alsof ze vast werd gehouden door het water van een diep meer.

“Rustig maar,” fluisterde de zuster. “Dit doet geen pijn.”
Toen hoorde Sarah het:
een suis, diep in haar oren, alsof haar lichaam op afstand werd gezet van haar eigen bewustzijn.

Ze probeerde te kijken naar de andere patiënten.
Maar ze zaten niet langer rechtop.
Ze lagen allemaal …
stil.
Te stil.

En toen zakte ze weg, als een kaars die werd uitgeblazen.


De zuster met de naam die niet bestaan moest

Rond 7:02 uur werd Sarah wakker. Een andere zuster stond naast haar bed,
met een metalen blad en het juiste spuitje.

“Goedemorgen mevrouw Sarah, we komen prikken.”

Maar Sarah ging recht overeind zitten.
“U heeft al geprikt! Iemand was om zes uur hier!”

Zuster Morrison – jong, scherp gezicht, maar vriendelijke ogen – trok haar hoofd iets scheef.
“Wie dan?”

Sarah beschreef de zuster.
Klein. Hindostaans. Lichtbruin. Krullend haar.
Een glimlach van porselein.

Zuster Morrison bevroor slechts één seconde.

En toen, fluisterend, bijna onhoorbaar:

“…zuster Soekdew…”

“Wat zegt u?” vroeg Sarah.

“Niets,” zei Morrison meteen, te snel.
Veel te snel.


De gang die te lang was

Die middag kwam haar dochter Mavis op bezoek. Sarah vertelde haar alles.
Mavis geloofde haar – omdat je moeders gelooft, vooral als ze fluisteren uit angst waarvoor ze geen woorden hebben.

“Breng mijn bijbel,” vroeg Sarah. “Vandaag nog. Laat me niet zonder slapen.”

Later, toen Sarah naar de badkamer liep, wierp ze een blik door de lange ziekenhuisgang.
De airco blies zachtjes. Het TL-licht flikkerde. Niets bijzonders.

Totdat uit de hoek van de gang
iets
hing.

Niet stond.
Niet liep.
Hing.
Alsof ze niet volledig recht stond – alsof haar voeten de vloer niet kenden.

En de figuur tilde langzaam een hand op en zwaaide.

Sarah voelde haar ziel haar lichaam verlaten –
en kromp terug in haar lichaam alsof ze wilde verdwijnen.

Ze rende terug naar haar bed, greep haar bijbel en fluisterde haastig een gebed dat ze niet helemaal meer kende.


De zuster die geen schaduw had – 3:08 AM

De nacht viel.
Er werd gelachen op de zaal.
Gebabbeld over kinderen, over vroeger, over recepten die nooit waren opgeschreven.

Normaal.
Menselijk.
Warm.

Maar om 3:08 uur klonk een ander geluid.
Een onnatuurlijk geluid.
Een geluid dat Sarah wakker maakte uit haar diepe slaap.
Het trage tikken van een printer – maar er stond geen printer in hun buurt.

Toen kwam het geluid van een rijdende kar.

En dan:
voetstappen.
Hakken.
Hard.
Hol.
Een klank die door merg en bot ging.

Langzaam ging de deur open.
Kou stroomde binnen als mist.

En daar stond ze.

Zuster Soekdew.
Nu duidelijker dan ooit.

Maar er was iets mis aan haar gezicht –
alsof het nét niet klopte.
Alsof iemand haar glimlach uit een oude foto had uitgesneden en verkeerd terug had geplakt.

“Goeienacht,” zei ze zacht, slepend.
“Hoe gaat het met u…u…U…UUuuu…?”

Sarah trok de deken over haar hoofd en fluisterde haar gebed opnieuw.
Ze voelde koude lucht langs haar gezicht gaan.
Dan bij het volgende bed.
En het volgende.

De voetstappen werden zachter.
Toen verdwenen ze.
En het begon warmer te worden.

Ze viel pas tegen de ochtend in slaap.


De waarheid

Toen zuster Morrison haar die ochtend de kamer binnenkwam, zag ze het meteen.

Sarah’s ogen waren anders.
Groter.
Donkerder.
Bewust geworden van iets waar ze niet bewust van had willen worden.

“Mevrouw Sarah…”
Zuster Morrison ging zitten.
Ze keek om zich heen – om zeker te zijn dat niemand luisterde.

Toen zei ze het, scherp, recht, eerlijk:

“Zuster Soekdew is al meer dan vijftien jaar dood.”

Sarah voelde alles in zich verstijven.
Het leek alsof alle geluiden in de zaal wegvielen.

“Maar ze hield van haar werk,” vervolgde Morrison.
“Ze nam haast nooit vrij. Zelfs toen ze ziek was, bleef ze komen.
De administratie zei dat ze moest stoppen…
maar ze bleef.
Tot haar laatste dag.”

Ze slikte.

“En sommige zusters zeggen… dat ze nooit is weggegaan.”

Mevrouw Sarah voelde de wereld draaien.
Niet als flauwvallen –
maar als een realiteit die verschuift.

“Waarom komt ze terug?” fluisterde Sarah.

Zuster Morrison keek haar recht aan, verdrietig, bijna medelijdend.

“Ze komt alleen bij díegenen…
die ze kan meenemen.”

En op dat moment, uit de hoek van haar oog, zag Sarah iets in de gang bewegen.
Wit.
Stil.
Zonder schaduw.En dit keer
zwaaide ze niet.
Dit keer
wees ze recht naar zuster Morrison.

Ingezonden door H.S.L.

SPANNEND VERHAAL?

Deel op Facebook
Deel op X
Deel op Linkdin
Deel op Pinterest

Laat een Comment

Laat een reactie achter

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven